Zuid-Afrika 2013

Donderdag 25 juli (Maassluis - Dubai)

Na de enerverende vierweekse campervakantie in Canada (2007) wisten we vrij zeker dat het niet bij die ene intercontinentale familietrip zou blijven. Vraag was wel wanneer de (financiële) mogelijkheid zich weer zou aandienen en naar welk land die volgende reis zou gaan. De voorkeur van Petra ging uit naar Australië (fijn lang vliegen…) en die van mij naar Zuid-Afrika. Daar de kinderen hier voor de verandering eens geen stemrecht in hadden moesten de ouders elkaar zien te overtuigen van hun landkeuze. Mijn geluk hierbij was dat veel mensen in onze directe omgeving reeds in Zuid-Afrika waren geweest en bij navraag zonder uitzondering met zeer positieve verhalen op de proppen kwamen.
Mede daardoor viel einde 2012 de beslissing definitief ten gunste uit van het land van de Apartheid en Nelson Mandela en konden de voorbereidingen op de reis aanvangen.
Snel werd duidelijk dat Zuid-Afrika geen camperland is en dat de meest voor de hand liggende reiswijze die met auto en hotels was. Met behulp van de Lonely Planet en vele reisfolders probeerden we een geschikte route te vinden, maar het is moeilijk om dan door de vele bomen het bos nog te zien. Aan reisbureau Prins de taak om dat bos zichtbaar te maken.
Hun eerste voorstel betrof een in twee delen opgedeelde trip van vier weken, waarvan de eerste twee rond Kaapstad en de zuidwestkust gesitueerd waren en de laatste twee rond het noordoostelijke deel bij het Krugerpark en Swaziland.
Prachtige opzet alleen viel de nettoprijs met 15000 euro al net zo hoog uit als de door ons ingeplande brutoprijs. Vooral de reserveringen van de hotels bleken vrij prijzig te zijn omdat er voor 5 personen vrijwel steeds 2 kamers nodig waren.
Analoog aan onze regeringsleiders begonnen we dus een stevige bezuinigingsoperatie welke voornamelijk ten koste ging van de duur van de vakantie; de vier weken werden er drie met halverwege nog steeds de binnenlandse vlucht van Port Elizabeth naar Johannesburg.
De maanden daarna blijft Z-Afrika voor ons slechts een (veelbelovend) land van oppervlakkig woord en beeld dat vooral in het nieuws is vanwege de gezondheidstoestand van de 95-jarige Nelson Mandela. Een week na zijn verjaardag rijden we op donderdagmiddag met 3 koffers en 2 rugzakken in de groene Focus richting Schiphol waar om half vier ons vliegtuig zal vertrekken richting Dubai. Deze omweg met maatschappij Emirates is aanmerkelijk goedkoper dan de rechtstreekse lijn van de KLM.
Gedurende de drie weken willen we de auto geparkeerd laten staan bij Fly Park in Aalsmeer. Hopelijk staat deze plek niet model voor onze reisdoelen deze vakantie want er dient uiteindelijk GPS-navigatie op de mobiel aan te pas komen om het te kunnen bereiken.
Met een busje worden we dan naar de luchthaven gebracht in het gezelschap van een gezin dat een weekje naar de Canarische Eilanden gaat; je voelt je bijna schuldig als je aan hen je bestemming doorgeeft.
Na de bekende saaie incheckuurtjes zitten we om half vier klaar in de Airbus A380, het grootste passagiersvliegtuig ter wereld, met Kristel, Tamar en Norah 1 rij achter ons net achter de linkervleugel. Soepel stijgen we met ruim 500 medepassagiers binnen een half uur op naar 10 km hoogte en kunnen we op de rugleuning van de stoel voor ons een videoscherm zien waar het vliegtuig zich bevindt, hoe ver er nog te gaan is, wat de luchttemperatuur is, etc. Deze vluchtinfo behoort tot de I van het zgn. ICE-systeem van Emirates, waaronder ook Communication en Entertainment behoren. Vooral de laatste is in trek met een groot bestand aan films, muziek (Stones, Doors, Jimi Hendrix, o nostalgie!) en spelletjes als tetris en schaken. Tussendoor worden we overvoerd met drank en eten en spelen we op de mobiel in vliegtuigstand het onvolprezen en verslavende Candy Crush.
Na Irak wordt snel de landing ingezet en om 10 uur (middennacht plaatselijke tijd) arriveren we nog vrij fris in de Verenigde Arabische Emiraten.
De luchthaven van Dubai blijkt te bestaan uit meerdere terminals waartussen je kunt reizen met treintjes, die via open glazen liften, met uitzicht op door kleurige onderwaterlampen verlichte fonteinen, zijn te bereiken.
We lummelen hier een kleine vier uur rond, inhoudende het drinken van koffie en limonade, lezen, facebooken en prijzen bekijken van taksvrije Arabische mobieltjes.

Vrijdag 26 juli (Dubai - Kaapstad)

Twee uur Nederlandse (en Zuid-Afrikaanse) tijd gaan we het luchtruim weer in met een Boeing 777, die ongeveer de helft van de capaciteit heeft van een A380. Direct worden we weer bestookt met restauratiewagentjes en krijgt Norah haar tweede in een deken gewikkelde knuffel. Deze keer zitten Tamar en Kristel aan de linkerraamzijde en schuin daarvoor in het midden weet Norah tussen haar ouders in zowaar een geschikte slaaphouding te vinden. Zelf vind ik de reis naar Kaapstad niet prettig: het is bloedheet in het toestel, de beenruimte is beperkt en mijn maag is van streek door de nachtelijke maaltijd, zodat slapen is uitgesloten.
Net voor het middaguur zetten we de eerste stappen op Zuid-Afrikaanse bodem, nog wat wankel door de vermoeidheid en de opgeblazen voeten en kuiten.
Na de koffers en de rugzakken van de loopband op een bagagekarretje te hebben gezet volgen we de bordjes met ‘rental car’ en pinnen we de eerste duizend randen bij een ATM.
Bij Budget staat in de frisse buitenlucht een grijze Toyota Avanza klaar waar we de bagage makkelijk in kwijt kunnen. Na het checken/invullen van de ‘damage control’ mag ik de eerste onwennige meters in een auto met rechts stuur maken. Aan de linkse koppelingshendel raak ik vrij snel gewend in tegenstelling tot de rechts zittende richtingwijzer, met als gevolg dat bij een poging tot afslaan telkens de ruitenwissers aanschieten.
De eerste, altijd sterke, indrukken van Kaapstad wijken niet erg af van die van een westerse stad, uitgezonderd de vele wandelaars die zich langs de snelweg ophouden. Ondanks het ontbreken van een gedetailleerde stadskaart weten we binnen een half uur met een kleine omweg het midden in het centrum gesitueerde New Tulbagh Hotel te vinden.
Voor het hotel kunnen we de auto tegen betaling kwijt op een volle bewaakte parkeerplaats en valt er toch een last van me af omdat het eerste gespiegelde ritje zonder schade is verlopen.
Bij de receptie nemen we het voorstel aan om een extra bed op een 4-persoonskamer te laten zetten, zodat we de komende vier dagen met z’n allen in kamer 401 zullen bivakkeren.
Het is pas twee uur in de middag als we ons daar hebben geïnstalleerd en te vermoeid zijn om nog iets bijzonders te gaan ondernemen. Uiteindelijk besluiten we tot een korte stadswandeling door het hoogbouwrijke centrum, waarbij de jassen goed van pas komen tegen de koude windvlagen. Het is namelijk al gauw zo’n tien graden kouder dan we in Nederland inmiddels gewend waren.
Na in een supermarktje wat drinken en eten te hebben ingeslagen raken we op de terugweg naar het hotel enigszins uit koers en vreest Norah voor een nachtje op straat tussen de zwarte zwervers, die op ons overigens niet bedreigend overkomen. Het zullen vooral vermoeidheidstranen zijn geweest.
Einde van de middag trekken we nog eens de stad in om te belanden bij de Nando, een Afrikaanse variant op de KFC.
In het donker (zes uur ’s avonds) vinden we nu wel in 1x het New Tulbagh Hotel terug en begint de nacht vroeg voor alle vijf.
Mooi detail: alle drie de kinderen schrijven hun ervaringen op papier!

Zaterdag 27 juli (Nie aanraak nie)

Half 9 brengt de wekker leven in de hotelkamer, na een lange schijnbaar rumoerige nacht. Schijnbaar, omdat schrijver dezes de geluidsbron was en daar niet door gehinderd werd.
Het eerste Afrikaanse ontbijt bood veel variatie met (geroosterd) brood, gebakken ei, fruit en cruesli-varianten. Broodfanaat Tamar neemt met vier boterhammen iets te veel hooi op haar vork, maar het blijft opmerkelijk dat verandering van omgeving de trek bij het ontbijt altijd zo doet vergroten.
Vandaag staat Robbeneiland op het programma. Het vertrekpunt van de boot ligt op een goede kilometer afstand van het hotel alleen blijkt die vandaag vanwege het miezerige en winderige weer niet te varen. Na kaartjes te hebben aangeschaft voor maandag rijden we naar die andere grote trekpleister van Kaapstad, te weten de Tafelberg.
Die blijkt echter gehuld te zijn in een koude grijze deken terwijl we bovendien te horen krijgen dat de kabelbaan naar de top tot einde augustus in onderhoud is. De tegenslag op deze eerste vakantiedag levert wat stress op bij het uitzoeken van volgende bestemming.
Als tussenstop belanden we bij Camps Bay aan de Atlantische Oceaan, waar de zon doorbreekt en het strandje vertier biedt in de vorm van slangachtig wier en talrijke kleurige, exotische schelpen. Zwemmen is zowel vanwege de temperatuur als de krachtige golfslag, die op de rotsen uiteenspat, uitgesloten.
Helaas zijn daarna de wolken op de Tafelberg nog niet verdwenen al is er halverwege de beklimming wel een fraai uitzicht op Kaapstad. Wanneer we uit de auto stappen om een paar foto’s te maken zorgt de stormachtige wind voor een wankele tred en weten we zeker dat dit vandaag niet ‘the place to be’ is.
De Lonely Planet brengt ons vervolgens bij de ‘World of Birds’ na een half uur rijden langs de ruige Atlantische kust.
Dit park herbergt honderden vogels (en apen) welke voor het merendeel een verleden als huisdier hebben (pets). Sommige lijken het daar gezien hun aangevreten, kale plekken slecht naar hun zin te hebben gehad. Over het algemeen geven de vogels luidruchtig blijk van hun aanwezigheid en bij de papegaai-achtigen gebeurt dat in duidelijke mensentaal. Amusant is het wanneer ze hun ‘Hallo!’ laten volgen door een schaterlach.
In de ‘monkey-jungle’ deinzen de aapjes er niet voor terug om op hoofden te klimmen (Kristel), op broeken te plassen (Ron) of om elastiekjes uit het haar te jatten (onbekend meisje). Geen idee of deze beesten ons verstaan al doen de tweetalige bordjes bij de verschillende kooien dat wel vermoeden: ‘Moet asseblief nie aan de meerkatte raak nie’.
Op de terugweg menen we in de branding nog pinguïns op de rotsen te zien staan, wat wordt gelogenstraft door de verrekijkers, die hen degraderen tot eenvoudige zwarte vogels.
Net voor het avondeten rennen Kristel en ik langs de haven en een ‘gated community’ naar de boulevard en merken we gedurende de acht kilometer dat het lichaam nog niet hersteld is van de zware vliegreis.
Het bezoek aan Café Africa (Shortwaystreet), wederom aanbevolen door Lonely Planet, helpt mee aan een vlot fysiek herstel. We krijgen er een persoonlijke zeer vriendelijke bediening, mogen eten zo veel we willen en het bestek links laten liggen. De vele gangen smaken uitstekend waarvan de butternut soep (pompoen) en de spinaziepasteitjes de meeste indruk maken.
Terug door het donkere Kaapstad belanden we tussen luidruchtig uitgaanspubliek en een droevige zwerver die een bos bloemen probeert te slijten voor 40 rand, zonder welk bedrag zijn kinderen vanavond geen eten zullen hebben.
Voor de laatste vrolijke noot zorgt vaderlief die het maar niet lukt om op straat de vloeiende wave van de kinderen na te bootsen. Bewegingsbarbaar!

Zondag 28 juli (Kaap de Goede Hoop)

Het is net zondag als Tamar roept: ‘nog 1 bladzijde’, waarna het laatste licht in de hotelkamer uitgaat en het tot half negen stil blijft.
Vandaag willen we Kaap de Goede Hoop met de klok mee gaan ronden, dus heen langs de Indische en terug langs de Atlantische Oceaan.
Na de vaste ochtendrituelen rijden we om 11 uur Kaapstad uit en komen we dankzij het zonnige weer, de rustige wegen en de heuvelachtige, rotsige omgeving met vele afgeplatte ‘tafelbergjes’ in een prettige ontspannen vakantiestemming waarbij radiomuziek prima gedijt.
Wanneer we langs de kust komen te rijden passeren we enkele toeristische vissersdorpjes (Fishoek) voordat we een tussenstop houden in Kalk Bay. In het haventje daar liggen aftandse kleurrijke vissersbootjes en op de wal hangt de geur van verse vis die er op tafeltjes te koop ligt. Levende vis is zichtbaar tussen de bootjes in de hoedanigheid van zeeleeuwen op zoek naar voer. Walvissen spotten we nog niet; het turen door de verrekijker werkt bovendien al gauw op de zenuwen.
Terug doen Petra en Kristel een onbesliste meting wie de langste is en blijkt het ‘ene, tweeë, hoepekeeë’ niet meer te lukken met Norah. Kleine kinderen worden groot…
Tweede stop vindt plaats bij ‘the Boulders’ waar zich een grote pinguïnkolonie schijnt op te houden. Op advies van de hier onvermijdelijke parkeerwachter lopen we eerst de niet-toeristische kant op nadat hij ons een blik heeft laten werpen op een pinguïnnestje achter een bosje. Helaas is het aantal pinguïns in het fraaie duingebied, verstoord door direct ernaast gelegen golfterrein, nogal laag, zodat we toch maar de betalende massa achterna lopen.
Inderdaad leidt dit naar grote aantallen schuifelende poppetjes, die vaak in tweetallen bij elkaar liggen. Deze Afrikaanse pinguïn wordt bedreigd met uitsterven en krijgt in dit kleine kustgebied de kans om even flink door te fokken. In het water, waar ze snelheden kunnen halen van 20 km/u, ogen ze veel minder stuntelig dan op het land. Desondanks, of juist daardoor, zijn ze erg in trek als toeristische trekpleister.
We vervolgen onze weg naar de Kaap, beroemd uit de geschiedenisboekjes van de lagere school toen zeehelden nog echte helden waren. De laatste 20 km voeren door een reservaat waar de Nederlanders tot verbazing van Kristel geen vestigingen hebben gesticht. Integendeel, het is een onherbergzaam landschap, vol met stenen en broccoli-achtige struiken, waarachter ineens hondsbrutale baboons (bavianen) kunnen opduiken. Op bordjes wordt met klem aangeraden ze niet te voeren en dat ze gevaarlijk zijn.
Op de Kaap zelf maken we een kleine rotswandeling naar de zeer winderige top en probeer ik in gedachten te krijgen hoe het er hier 400 jaar geleden aan toe moet zijn gegaan. Zware vermoeidheid/tekorten bij de bemanning gecombineerd met grote blijdschap dat deze plek van goede hoop bereikt was? Prachtige plek.
Tweede bezienswaardigheid hier vlakbij is de vuurtoren, waar staat aangegeven dat het hemelsbreed een kleine 10000 km is naar Amsterdam. Even overweeg ik nog over een klif naar het eindpunt te lopen maar de kinderen en een aandrijvende donkere wolk doen me anders besluiten.
De terugweg gaat grotendeels langs de Atlantische Oceaankust, die bij wijlen een ruig karakter toont middels schuimende golfslag en diepe afgronden onder door de ondergaande zon beschenen goudbruine rotsen.
Het vormt een heftig contrast met onze volgende stop dicht bij het hotel: een ‘Zuid-Afrikaanse’ Mac!
Nu liggen de 3 meiden te slapen, na opnieuw een soms erg lachwekkend verslag te hebben geschreven (‘pappa kijkt raar, heeel raar!’) en is Petra pogingen daartoe aan het doen.
Bij de geur van vette patat sluit ik af.

Maandag 29 juli (Robbeneiland)

De ochtend lijkt veel op die van zaterdag met als verschil dat wanneer we om half 11 aankomen bij de Clock Tower de zon schijnt en er al een rij mensen staat te wachten op de boot naar Robbeneiland.
De rij in de met Zuid-Afrikaanse geschiedenis en vermaarde personen opgefleurde hal, groeit aan tot enkele honderden mensen, alvorens de toegangsdeuren opengaan voor een zeereisje naar een plek die vroeger voornamelijk niét vrijwillig werd bezocht.
Kort na elven dobbert de tweedekspont de haven uit om even verderop flink gas te geven. De woelige baren bezorgen een aantal passagiers direct een asgrauwe gelaatskleur leidend tot 1 van die half uurtjes waar geen einde aan lijkt te komen.
Wij komen zonder kleerscheuren aan en worden op het eiland meteen doorgestuurd naar een aantal gereedstaande bussen voor een rondleiding.
Het eiland is groter dan ik mij had voorgesteld, te weten zo’n twintig kilometer in omtrek en kenmerkt zich door de verlaten gevangeniscomplexen waar de kopstukken uit de tijd van de Apartheid (Mkobu en Mandela) in de jaren zestig tot en met tachtig zaten opgesloten.
Ver voor die tijd was dit al een gevangeneneiland, te beginnen in de zeventiende eeuw onder Nederlands bewind en honderd jaar later succesvol voortgezet door de Engelsen.
Een dik uur toeren we met de bus over het eiland en krijgen we in het Engels uitleg van een enthousiaste donkere reisleidster. Hondenkennels waren soms groter dan de gevangenenkamers, tewerkstelling van de gevangenen gebeurde bij een kalkmijn waar het felle zonlicht en de fijne stof de ogen beschadigde en beschermende brillen niet werden toegestaan omdat ‘die niet tot de uitrusting behoorden’ en ontsnappen was vrijwel uitgesloten gezien de lage temperatuur van het zeewater en de afstand tot het vasteland (7 km).
Ergens midden op het eiland stond een verloren tank die daar door de Engelsen tijdens de Tweede Wereldoorlog was neergezet ter voorbereiding op mogelijk naderend onheil. Hitlers arm reikte ver…
Na de busrit leidt een nogal norse ex-gevangene ons drie kwartier rond door het cellencomplex waar Mandela gevangen heeft gezeten. Elke kamer, elk bed kent er zijn eigen verhaal. Grote verschil met de concentratiekampen is dat er hier een datum van vrijlating bij de namen staat ook al is dat vaak na twintig jaar opsluiting. We finishen in de gang van cel 7 waar de beroemdste man van Z-Afrika bijna 20 jaar doorbracht op 4 vierkante meter.
De terugvaart is vooral zwaar voor Norah, die stilletjes de vaste wal afwacht. Het Afrikaanse mannenkoor dat onophoudelijk door de luidsprekers van de pont schalt maakt dat wachten er niet zachter op.
Bij aankomst keuren we de foto van de vertrekkende ‘big five’ goed en drentelen we nog een uurtje door een overdekt winkelcentrum op zoek naar sportattributen, slippers en souvenirs. Verschil met thuis is marginaal.
In het hotel steken Kristel en ik ons in hardlooptenue en rijden we gevijven naar de Beachway om het laatste uur aan zonnestralen van deze winterdag mee te pikken, rennend dan wel spelend of wandelend. Natuurlijk wachten we tot de zon in de oceaan gedoofd is. Mooi!
Het avondeten vindt weer plaats in het centrum in een tot pizzeria omgebouwde huiskamer. Blijkbaar is er niet gerekend op zó veel eters ineens want het duurt lang voor de pizza’s op tafel liggen. Ondertussen worden pa en ma vergeleken met opa en oma wat beiden nooit zo waarderen.
Op de donkere terugweg zien we opnieuw veel eenzame mannen, half om half in de hoedanigheid van zwerver en bewaker, herkenbaar aan de reflecterende hesjes. Mede door dat laatste hebben we ons in Kaapstad niet onveilig gevoeld.
Het is nu 11 uur en Tamar kijkt me aan met ogen die zeggen: ‘Ga je slapen?’. Doe ik.

Dinsdag 30 juli (Hermanus)

Eerste reisdag vandaag en mede daarom gaat al om half 8 het alarmgeluid van Petra’s mobiel af. Wanneer we bepakt en bezakt de straat van het hotel uitrijden ziet Kristel op de eerste rotonde dat de Tafelberg zijn grijze vermomming heeft afgedaan en besluiten we direct onze route aan te passen. Een kwartier later staan we aan het begin van de gesloten kabelbaan met verrekijkers de heldere top te bewonderen en zien we beneden een nog heiige ochtenddeken over Kaapstad liggen. Voor een wandeling van anderhalf uur naar de top hebben we geen tijd (en zin) en na het schieten van enkele foto’s met camera, mobiel en ipad vervolgen we de reis naar Hermanus.
Het kost daarna veel moeite om met onze weinig gedetailleerde landkaart de kortste weg naar de Indische Oceaan te vinden. Eenmaal op een net voor Strandfontein gelegen door water ingesloten kustweg met zichtverminderende zandverstuivingen liggen we even op de juiste koers om er net zo makkelijk weer van af te dwalen. Wegnummers en aangegeven plaatsen zijn niet terug te vinden op de kaart dus besluiten we na ampel overleg om de borden naar de N2 te volgen richting Philippi.
Dat voert ons dwars door een enorme sloppenbuurt met de typische opeengepakte bouwvallige hutten van golfplaten en hout en een groot aantal rondbanjerende kleine kinderen. Het straalt weliswaar ook een bepaalde gezelligheid uit (kleurige was aan de lijnen en open deurenbeleid) maar als rijke toerist voel je je al gauw ongemakkelijk als je er met een dure auto langs rijdt. Voor het eerst gaan de deuren van binnenuit op slot en hopen we snel zonder enig malheur de afslag naar de N2 tegen te komen.
Dat lukt en een kwartier later zitten we onverschrokken aan de overkant langs diezelfde N2 in een luxe wegrestaurant. Groter contrast op zo’n korte afstand is nauwelijks mogelijk.
Het is vanaf hier recht toe recht aan naar Hermanus en een uurtje later rijden we bewonderend langs de kust met links roodachtig kaal gesteente en rechts het helblauwe oceaanwater. Nog mooier wordt het als we op een paar honderd meter afstand een walvis spotten.
Rond twee uur arriveren we bij hotel Windsor.
We krijgen twee belendende kamers (301/303) toegewezen zonder zee-uitzicht maar met een handige tussendeur. De lokkende zon en watermassa verleiden ons vervolgens gemakkelijk tot een klifwandeling, die eerst alleen fraaie landschapsbeelden en onbenoemde, op eekhoorns lijkende, knaagdieren te zien geeft. Op de terugweg hebben we meer geluk en zien we een walvis op zo’n 50 meter afstand ogenschijnlijk doelloos rondzwemmen. Daar is geen verrekijker voor nodig.
De vakantiestemming wordt in Hermanus nog even verhoogd met echt Italiaans schepijs. Hoezo winter?
’s Avonds zoeken we een Tapas-restaurant op en gaan Norah en Kristel in het hotel in bad. De eerste zingt er zoals gebruikelijk lustig op los en wanneer Tamar en Kristel zich ook vocaal gaan betuigen komen we met z’n allen in een echte kermisstemming.
Morgen door naar Oudtshoorn.

Woensdag 31 juli (Schoemanshoek)

Primeur: wekker op 7 uur gezet om een rondje te gaan hardlopen. Een korte blik achter de gordijnen leert dat de dageraad nog niet is aangebroken dus stellen Kristel en ik de start uit tot 7.45 u. Buiten voorspelt de strakblauwe lucht een mooie dag, die in ieder geval voelbaar koud begonnen is. Met lange kleding leggen we 8 km af in precies 40 minuten, waarin mijn afkeer van pre-ontbijt-trainingen zowaar danig op de proef wordt gesteld.
Bij het ontbijt hebben we uitzicht op zee en worden we vriendelijk geholpen door zeer actief zwart personeel, dat de borden al van tafel haalt als je aan je laatste hap bezig bent. Het blijft echter wennen dat je nauwelijks de kans krijgt om bijvoorbeeld zelf je koffie in te schenken.
Een blanke oudere hotelgast heeft ons blijkbaar wat langer gadegeslagen als hij me bij vertrek uit de ontbijtzaal aanschiet en me samenzweerderig gelukwenst met vier van die mooie vrouwen. ‘You must be a lucky man!’.
Half elf verlaten we Hermanus na eerst nog bij een Shelltank te zijn verwelkomd door wenkende, dansende en lachende tankbediendes, die daarmee succesvol solliciteerden naar een liter fooi.
De in eerste instantie saaie route gaat oostwaarts richting Outshoorn en wordt interessant wanneer we kort voor de befaamde Route 62 een pas over moeten; steile rotsige afgronden, stromend water en tropische begroeiing met oranjerode pluimen schreeuwen om een tussenstop.
Net op tijd, want de R62 zelf blijkt minder spectaculair te zijn. De omgeving bestaat voornamelijk uit wijnvelden en gele bloemenperken met op de achtergrond roodachtige rotsen die in een soort van braille naast elkaar liggen opgestapeld. Ander detail is de dierentuinachtige geur die regelmatig komt overwaaien en een onverwachte kennismaking met een groepje baboons, waaronder een onder de buik gedragen baby.
Op de achterbank vermaakt het kroost zich met elektronisch ‘speelgoed’ en ‘raad wie ik in gedachten heb’ , terwijl de ouders zonder veel problemen het gemiddelde van 100 km/u kunnen aanhouden.
Om 3 uur bereiken we Oudtshoorn, waarna het nog 15 km noordwaarts is naar Opstal Country Lodge, ons hotel in Schoemanshoek waar we bij binnenrijden meteen worden verwelkomd door de enthousiaste hotelbeheerster. Ze leidt ons door een klein bungalowpark met zwembad en restaurant en toont ons de huisjes 13 en 14 met eigen whirlpool en open haard.
Wanneer we de bagage er in hebben gedropt nodigt de zon en de temperatuur van 20 graden uit tot echte ontspanning, inhoudende een duik in het zwembad van Norah, waarmee ze haar zussen er min of meer ook toe verplicht, en een rood wijntje, een biertje en leesvertier voor de ouders.
In Oudtshoorn duiken we nog een SPAR in voor chips, limonade en koeken alvorens ons in het parkrestaurant samen met een Australisch reisgezelschap tegoed te doen aan een braai, die hier overigens niets weg heeft van de ons bekende barbecue.
Teruglopend naar de huisjes worden we overweldigd door de sterrenpracht die scherp afsteekt tegen de donkere achtergrond; dat beeld is in het nooit verduisterde Westland een utopie!
Iedereen gaat natuurlijk in het bubbelbad ’s avonds en voor het eerst brengen oud en jong de nacht gescheiden door.

Donderdag 1 augustus (Struisvogelrijden)

Ontbijt ziet er inmiddels bekend uit met toastjes, jam, gebakken (roer)ei, croissants en fruit en is weer voldoende om tot in de middag op te teren.
We verlaten Opstal na slechts 1 nachtje met ietwat tegenzin en strijken een paar honderd meter verder neer bij een struisvogelfarm (Ostrichs), waar we in drie kwartier heel veel wijzer worden over die eigenaardige loopvogels. De gids doet haar verhaal zowel in het Engels als in het Zuid-Afrikaans, zodat Tamar (en Norah?) er ook iets van kunnen oppikken.
In vroegere tijden kon je als struisvogelhouder een rijk man worden, dankzij de gewilde zachte veren, het leder en de forse eieren (30 kippeneieren in 1) en ook tegenwoordig hoef je nog niet in de slappe was te zitten gezien het aantal farms dat we in deze omgeving tegenkomen. De beesten zijn weinig selectief waar het om voeding gaat; foto’s van maaginhouden tonen stenen en takken en zelfs mobieltjes schijnen niet veilig te zijn.
We laten ons gênant op het verkeerde been zetten wanneer ons een blauw ei wordt getoond van een mannetje, dat toch echt een vrouwtjesemoe toebehoort…
Buiten ervaren we dat struisvogels uit je hand eten, zich gewillig laten knuffelen aan hun extreem flexibele hals, hun enkels op kniehoogte hebben zitten en dat de mannetjes zwart en de vrouwtjes grijs zijn.
Eerstgenoemde laten zich als een paard berijden wat Tamar als eerste mag doen, die, verrast als ze wordt door de hoge loopsnelheid en het venijnige hobbelen van het beest, meteen van zijn rug wordt afgegooid. Vervolgens kruipen Norah, Kristel en ik erop om ons met wisselend succes vast te houden aan zijn nekveren.
Na de sterkte van de eieren met ons volle lichaamsgewicht getest te hebben en een nek- aan nekmassage te hebben ondergaan slaan we wat souvenirs in en rijden we in een kwartier door naar de volgende attractie: de Cango Caves.
We wagen ons niet aan de Adventure route, waar geslopen en gekropen moet worden en er ooit iemand 11 uur vast heeft gezeten, waarmee hij tevens de doorgang voor de rest van de groep blokkeerde, maar kiezen voor de 1 uur durende Easywalk. Zoals gebruikelijk bij grotten vormen de eeuwenoude stalagtieten en stalagmieten de meest kunstzinnige bouwwerken zoals een boek, een bruidsbed, orgelpijpen en een engelenvleugel. Onderscheidend is deze grot in temperatuur (18 graden Celsius), waardoor het veel droger is en in 1 enorm grote ruimte die tot 1995 letterlijk gefungeerd heeft als concertzaal. Vandalisme van de aanwezigen heeft daar een einde aan gemaakt.
Volgende toeristische hoogstandje is het bedwingen van de Swartbergpas.
De asfaltweg gaat al gauw over in een zandpad en langs vrij steile afgronden gaat het hoger en hoger. Leuk is het als de weg plots versperd wordt door een aantal springbokken, minder leuk als Petra meldt dat er nog maar 1 streepje benzine over is. De meiden worden erg stil achterin en durven eenmaal op de top niet uit de auto te stappen ondanks de mooie vergezichten, omdat de harde wind de deur bijna uit je handen rukt en het zand in alle richtingen doet verstuiven.
Absoluut hoogtepunt ligt aan het einde van de nauwelijks benzine vragende afdaling als we als het ware dwars door een rode rots heen snijden. De kleureffecten zijn hier betoverend.
Net voor Prince Albert zien we weer asfalt en in het plaatsje zelf wanen we ons even in het Victoriaanse tijdperk op een Engels terras met koffie, chocoladekersen- en lemontaart.
Inmiddels is het half vier geworden en zitten we bijna weer bij Oudtshoorn, waarna het nog zo’n 200 km is naar Knyzna via George. Opvallend bij het naderen van de grotere steden is dat je de rijkdom langzaam ziet stijgen van simpele hutten naar omheinde stenen bungalows met mooie auto’s voor de deur. Het zijn contrasten die je bij ons niet ziet, al is het niet zo armoedig als we zagen in de wijk bij Philippi.
Net voor zonsondergang pikken we nog 2 verharde passen mee om het na George langzaam donker te zien worden. Enige spanning begint zich wel meester van ons te maken omdat we van het hotel Hollow in Knyzna weliswaar een adres (Welbedacht Lane) maar geen idee van de plek in de stad hebben. Groot is dus de opluchting als we net voor het binnenrijden van de stad de gewenste straatnaam zien staan en we zonder nachtelijk dwalen om half 7 in 1x het park oprijden.
Opnieuw krijgen we 2 huisjes toebedeeld (46 en 47) en eten we ’s avonds in het parkrestaurant. ’s Avonds gebruiken we het vandaag aangeschafte spel kaarten voor een spelletje pesten en slapen ouders en kinderen weer gescheiden in.

Vrijdag 2 augustus (Addo?)

Voor het eerst voelt het op weg naar het ontbijt al behaaglijk aan buiten; weliswaar eten we nog binnen maar bij de erop volgende rondgang over het park zien de zwembadjes er al uitnodigend uit en doen fluitende gekleurde vogels in de bomen ook erg zomers aan.
Reisdoel vandaag is Addo wat noordelijk ligt van Port Elizabeth en beroemd is om zijn Elephant Park. Vanuit Knyzna doet de route naar de Oostkaap weinig verheffend aan met glooiende grazige weiden en vooral veel koeien, wat voor een Nederlander toch minder aansprekend is dan de aanblik van struisvogelfarms.
Pas bij het naderen van Addo belanden we door het missen van een afslag op een vermeldenswaardige onverharde weg, die je meteen in safarisferen brengt. Helaas blijft overstekend wild achterwege en komen we na een half uurtje hobbelen weer op de geasfalteerde R336 waarna het nog 30 km oostelijk is naar Addo. Ondertussen passeren we al meerdere hostels maar onze ‘Lemon3Lodge’ laat lang op zich wachten. Eenmaal in Addo is de benzine op en blijkt het dorpje slechts te bestaan uit 3 winkels en, geluk bij een ongeluk, een benzinepomp. De pompbediende verwijst ons terug over de R336, waarna duidelijk wordt dat niet Addo maar het 30 km westelijker gelegen Kirkwood de locatie van Lemon3Lodge is.
Zo wordt het toch nog half vier alvorens we de Toyota over de steentjes van het verlaten erf van het hotel laten rollen. Ook hier blijkt het te gaan om een bungalowparkje, bestaande uit vijf aaneengesloten huisjes, een zwembad, een restaurant en een actieve hond, die dol is op het apporteren van stenen. Wanneer de Nederlandse hoteleigenaar enkele minuten later arriveert wordt al snel duidelijk dat dat laatste niet de bedoeling was en Donny zich moet beperken tot het terugbrengen van stukken hout en/of citroenen.
Bij een kop koffie krijgen we op het terras veel plaatselijke info te verwerken van Diederik.
Hij stelt voor om een van de komende dagen mee te gaan met een rondleiding door de township, waar hij een kookproject heeft lopen voor arme kinderen van 2-7 jaar. Over de krottenwijken is hij positiever dan wij in eerste instantie waren, daar ze afnemen in aantal en beter bebouwd zijn dan 20 jaar geleden. Ons beeld zou vertekend kunnen zijn door de miljoenen Zimbabwanen die kort geleden asiel hebben gekregen en nog geen goede huisvesting hebben. Opvallend feit dat hij ook noemt is dat op het ogenblik een omgekeerde discriminatie plaats vindt waar het zwart-wit betreft.
De meiden duiken einde middag in het zwembad en Petra en ik SPARshoppen in het drukke centrum waar grote rijen voor de pinapparaten staan omdat in het begin van de maand de salarissen weer zijn uitgekeerd…
We eten ’s avonds op het vrij frisse terras van de Lodge gevulde champignons, kip (de vegetariër incluis), rijst, groente met satésaus en melktaart toe.
Z-Afrikaanse delicatesses door een kaaskop bereid…

Zaterdag 3 augustus (Elephant Park)

Actieve start van de dag voor Kristel en mij met een intervaltraining van 15x200 meter in een ronde van 2 km om de Lodge. Het advies om een veertienjarig meisje hier niet alleen te laten lopen lijkt gerechtvaardigd gezien de geïnteresseerde blikken die de vroege wandelaars op haar werpen. Ze wil ook niet langs een drukkere, wat armoedig ogende straat met hutten lopen al zou ze haar belager(s) waarschijnlijk wel te snel af zijn ? Mijn spijsvertering is na een half uur goed op gang gekomen wat me met enige ongewenste, door Kristel lachend bekeken, vertraging bij het verlossende kamertoilet brengt.
Na het ontbijt, dat tot vreugde van de kinderen een Nederlands tintje kent met muisjes en paarsroze hagelslag als belegsoorten, rijden we naar de 40 km oostelijker gelegen ingang van het Elephant Park. Onderweg slaakt Petra een ijzige noodkreet als een hondje pas op het allerlaatste moment besluit om toch maar niet overreden te worden door een grijze Toyota Avanza, zodat iedereen in de auto gelijk klaarwakker is om wilde dieren te gaan spotten.
Kwart over tien rijden we het nationale park in en brengen we de verrekijkers, de ipad, de ipod, de smartphones en de ‘dierenspotkaart’ in gereedheid om geen glimp te missen van plotseling opduikend wildleven. De asfaltweg verandert al snel in een stoffige zandweg en geeft je meteen het gevoel dat zich tussen de dichte struiken en op de open zonnige heide veel beesten moeten ophouden.
De kaart met dierenplaatjes blijkt een onmisbaar attribuut te zijn om alle beesten te kunnen benoemen zoals de onooglijke Wartogh (wrattenzwijn) die te pas en te onpas zijn gezicht laat zien, de rode hartebeesten en de koedoes. Daarnaast ook zeer herkenbare als de zebra en de struisvogel, waarvan we net een stel treffen in een opwindende paringsdans (‘wat doen die nou?’), en veertig procent van de ‘big five’, zijnde veel olifanten en een enkele buffel.
Uiteraard wemelt het op de picknickplaats weer van de hondsbrutale velvet monkeys (vervetten) waarvan 1 met een sprong op de tafel van onze buren koeken uit een half geopende verpakking weet te ontvreemden en een ander Tamar angst weet aan te jagen door languit voor haar te gaan staan alsof hij wil zeggen: ‘wat moet je nou?’.
Zie verder de foto’s voor een goed sfeerbeeld van deze mooie lange zonnige safaridag.
’s Avonds eten we weldadig voor dertig euro in Kirkwood in restaurant Chameleon met hoofdmaaltijden van tong, pasta met kaassaus, lasagne en een tweevoudige kindercombi cheeseburger/patat, terwijl we gelijktijdig kunnen genieten van twee grote schermen en bijbehorend commentaar van een rugbywedstrijd tussen naar later blijkt twee degradatieploegen.
Kaarten en kietelen zijn de afsluitende bezigheden.

Zondag 4 augustus (Samuël)

We beginnen ons onderhand thuis te voelen op de 34e breedtegraad van het zuidelijk halfrond.
’s Ochtends bezoeken we een nabijgelegen cheeta-opvang waar Ola, een 7-jarige cheeta, zich gewillig door bezoekers laat aaien onder het uiten van half spinnende, half grommende geluiden. De rondleiding voert ook langs minder tamme cheeta’s, leeuwen en luipaarden die veilig achter hekken liggen uit te rusten. Ogenschijnlijk lieve huisdieren…
In de souvenirzaak ziet Petra een arsenaal aan aantrekkelijke hebbedingetjes waaronder een slacouvert met kleurige kraaltjes aan de steel dat nog wel in de koffer past. Aan een tafeltje in het midden van de zaak drinken we koffie en frisdrank (appletizer) en raden we de landen bij de vlaggen aan de achtermuur. Waar is de onze?
Terug op de Lemon3Lodge nemen we de tijd voor een paar uurtjes relaxen inhoudende een flink aantal (gefotografeerde) duiken in het zwembad, mobiele spelletjes op het draadloze internet en het uitputten van Donny (Norah).
Om drie uur heeft Diederik tijd gevonden om aan zijn rondleiding door de township van Kirkwood te beginnen. We stappen allen in zijn auto en krijgen eerst uitleg over de citroen- en sinaasappeloogst, die plaatsvindt tussen april en oktober. Het is de periode dat vrijwel iedereen in de stad werk heeft al is het voor een karig loon van 1500 rand (120 euro) per maand, wanneer je bedenkt dat het leven hier over het algemeen 2x zo goedkoop is als in Nederland. Buiten de oogst om ligt het werkloosheidspercentage op 70.
Aan de citroen- en sinaasappelgaarden is al te zien dat er sprake is van geavanceerd waterbeheer; de stroken grond tussen de bomenrijen zijn geel terwijl de bomen zelf weelderig groen zijn. Het sproeiwater komt uit een kunstmatig kanaal dat dwars door het dorp stroomt. Iedere fruitboer heeft recht op een bepaald volume kanaalwater, dat schaars is door het droge tropische klimaat in deze streek.
Langzaam rijden we dan een arme woonwijk in. Dankzij een project dat Nelson Mandela bij zijn aantreden als president begin jaren negentig heeft opgezet om iedere bewoner van Z-Afrika in minimale behoeften te voorzien zijn de hutten van steen, maar dat neemt niet weg dat honderden jonge kinderen afhankelijk zijn van het kookproject waarin Diederik participeert. Hij brengt ons bij een ouder echtpaar dat dagelijks (exclusief de weekends) de maaltijden verzorgt bestaande uit rijst, brood, linzen en groente, waarvan de bewijzen in zakken liggen opgestapeld in een klein kamertje. Moeilijk om voor te stellen dat zich voor dit hutje elke werkdag lange rijen met hongerige nog niet schoolgaande kinderen vormen.
Het project leidt ook mensen op om ouderen te kunnen verzorgen, voorlichting te kunnen geven over aids en medicijnen en om te kunnen helpen met huiswerk. Al deze activiteiten vergen slechts 250 rand per dag en vallen daarmee dus min of meer onder vrijwilligerswerk.
Behoorlijk onder de indruk bezoeken we daarna een straat verderop een pleegmoeder van 65 jaar die in de loop van de jaren al 25 pleegkinderen heeft grootgebracht en maken er ook kennis met de negenjarige Samuël, een pleegzoon van Diederik.
Enkele kinderen onthalen ons hier opvallend enthousiast, terwijl anderen voetballend of anderszins actief zijn op straat. Het oogt als een gezellige zomeravond op een drukke camping.
We gaan met de pleegmoeder en -kinderen samen op de foto waarna Samuël in de auto stapt en we op de terugweg naar het hotel nog langs de staats- en privéschool rijden. Laatstgenoemde kost 800 rand per maand en is slechts door 10% van de bevolking op te brengen.
Bij de Lodge weet Samuël zich de hele avond uitstekend te vermaken met de 3 meiden, die dan ook de beschikking hebben over een zeer boeiende ipod en ipad, waar grappige filmpjes op staan. ‘Kom ik nu ook op tv?’, vraagt hij wanneer er een filmpje van hém is gemaakt.
Zijn gedrag lijkt meer op dat van Norah dan op dat van Tamar, mede door zijn geringe lengte.
Bij het avondeten duikt hij ook regelmatig op en geint hij door bv. rond te rennen met een slakom op z’n hoofd. Onderwijl krijgen wij butternutsoep, pasta met kaas (4x) en kuduvlees (1x saai bevonden) voorgeschoteld en zakt de temperatuur langzaam naar een terrasonvriendelijke waarde.
We babbelen nog wat met een stel uit W-Friesland dat in Kenia blijkt te zijn geweest in het dorp/trainingskamp van Lornah Kiplagat. Minder geloofwaardig is hun ontboezeming dat ze vandaag in het Elephant Park een neushoorn en een leeuw hebben gespot, of anders in ieder geval erg pijnlijk voor onze vriendelijke hotelbeheerder die dat in de afgelopen vijf jaar nog niet overkomen is…

Maandag 5 augustus (binnenlandse vlucht)

Met een lange reisdag in het vooruitzicht is het een prettige start van de dag om een fris, zonnig stukkie te rennen, wat Kristel en ik ten uitvoer brengen middels een rustig duurloopje van ruim 5 km.
Na ontbijt en donatie rijden we volgens planning om half 10 het erf van Lemon3Lodge af met als doel de luchthaven van Port Elizabeth, waar we op het vliegtuig zullen stappen naar Johannesburg. Met de reiskennis die we de afgelopen week hebben opgedaan zouden we die vlucht niet hebben geboekt maar direct doorgereden zijn naar het Drakengebergte gezien de goed te behappen afstand van 700 km. Zie hier een nadeel van voorbespreken.
Zonder vertragingen leveren we om 11 uur de auto af bij de Car Rental, checken we in bij een automaat, kopen we een aantal ansichtkaarten (ze bestaan nog) en belanden we op een terras met een mega-chocomel voor Kristel, alvorens om half 1 de lucht in te vliegen met een toestel van South-African Airlines.
Het is een duidelijk kleiner en minder luxe formaat dan de kisten van Emirates met 30 rijen van 6 breed en afwezige schermpjes op de rugleuningen, maar wel met wat meer beenruimte en ondanks de slechts anderhalf uur vliegen inclusief uitgebreide lunch.
Iets na tweeën landen we op 1600 meter hoogte, 20 km ten oosten van Johannesburg.
Bij Budget krijgen we opnieuw een grijze Toyota Avanza aangeboden met zelfs een vergelijkbaar aantal kilometers op de teller (18000).
Het wegrijden verloopt een stuk soepeler dan in Kaapstad, hoewel het tamelijk druk is zo dicht bij de hoofdstad. Zuidwaarts op de N3 (tolweg) wordt het echter snel rustiger en zien we vrijwel alleen nog vrachtverkeer om ons heen. Met een gemiddelde snelheid van 140 komt Winterton snel dichterbij totdat we met nog zo’n honderd kilometer te gaan bij Harriesmith de snelweg verlaten.
De R74 blijkt er in onderhoud te zijn en dat vertaalt zich in Zuid-Afrika tot kilometerslange onverharde weg met soms venijnige slecht zichtbare kuilen, die je met je eigen auto zeker nog meer zou vervloeken. De schemering valt in wat in het westen sprookjesachtig uitzicht oplevert met een rode lucht afstekend tegen het Drakengebergte en het spiegelende water. Dubbel feeëriek wordt het als in het oosten een eenzame wolk in een bergtop frequent lichtflitsen verstuurt en dichterbij meerdere kampvuurtjes aangelegd zijn.
Tussendoor speelt de vraag of we het hotel moeten bellen omdat we zes uur niet gaan halen. Kwart over 7 bereiken we Winterton waar bij binnenkomst een grote plattegrond langs de kant van de weg staat met daarop Ardmore Guest Farm, ons verblijf de komende 2 nachten. Eerste afslag rechts de R600 op en dan de tweede afslag links. Appeltje eitje. Na tien minuten rijden op de donkere R600 (?) beginnen we echter te twijfelen over onze interpretatie van de kaart. Zo ver kan het toch niet zijn? Onverrichter zake keren we terug naar Winterton om turend op de schaalloze kaart tot dezelfde conclusie te komen.
Na ruim 20 km rijden op de R600 komen we uiteindelijk bij de bewuste tweede afslag naar links die al gauw overgaat in een stoffige zandweg. Waar blijft dat vermaledijde guesthouse?
Gelukkig maken de kinderen zich er op de achterbank niet druk over en zingt Norah er lustig op los.
En dan, om acht uur, duikt eindelijk het bordje ‘Ardmore’ op uit de duisternis. Hoera! Het is over het verduisterde park nog even een serieuze speurtocht om lopend bij de receptie te komen, maar de ontvangst is er allerhartelijkst, inclusief een aanbod om het diner nog te komen nuttigen.
We krijgen een luxe chalet toegewezen met drie slaapkamers, twee verdiepingen, twee badkamers (1 met whirlpool) en twee open haarden, die gezien de buitentemperatuur zeker niet ongepast zijn. De sterrenhemel is opnieuw imposant zonder grote en kleine beer.
Het diner blijkt van een lauw gehalte te zijn, doch de gemoedelijke, wintersportachtige atmosfeer vergoedt veel. Een echte tegenvaller krijgt Tamar te verwerken als ze ’s avonds tot de ontdekking komt dat ze haar knuffel Snuffy is vergeten in Lemon3Lodge. Direct versturen we een mailtje naar Diederik met de hoop dat het beest nog terecht gaat komen.

Dinsdag 6 augustus (Drakengebergte)

Na een hele stille nacht worden we kort na zonsopgang wakker en zien we op het bovenbalkon in westelijke richting het Drakengebergte helder in de zon liggen. Dat stemt positief, zeker wanneer we via mail te horen krijgen dat Snuffy is gevonden in het dekbed en naar Maassluis zal worden opgestuurd.
Na het ontbijt rijden we de R600 uit tot aan Monks Cowl, een groot afgesloten wandelgebied in het gebergte, dat piekt tot 3500 meter en Lesotho en Zuid-Afrika begrenst.
Wandelen blijkt hier niet gratis te zijn en bovendien moeten we onze persoonlijke gegevens invullen bij de slagboom aan de ingang; zal er mee te maken hebben dat je ook kunt overnachten in het gebied. Wij vinden de wandeling naar de Nandi Falls, op de kaart aangegeven als een etappe van 5 km, echter lang genoeg waar we net voor 11 uur aan beginnen.
Direct stuiten we op een kolonie baboons, die blijkbaar goed aarden in het Zuid-Afrikaanse klimaat. De heuvels zijn hier lieflijk groen en komen met gematigde stijgingspercentages vaak uit op afgeplatte toppen, verwant aan de Tafelberg. Wandelend over de goed begaanbare paden, alleen hinderlijk onderbroken door dwars gelegde ingegraven ronde balken die het ritme uit je loop halen, de frisse berglucht inademend en met de heldere noorderzon brandend op de huid komen we in een vrolijke vakantiestemming. Geheel in stijl daarmee stuiten we na een half uur op de Sterkspruitwaterval waar we uit de rivier drinken, hetgeen op de routekaart nadrukkelijk wordt aanbevolen om uitdroging te voorkomen…
Even verderop liggen de ‘Pools’ en nodigen de rotsen uit tot spring- en klauteracties, tevens leidend tot de onvermijdelijke natte broek voor de jongste.
Pas na 3 uur arriveren we bij de Nandi Falls op welk moment Norah al meermalen heeft verzucht dat ze ‘helemaal kapot zit’ terwijl ze al keuvelend doorhobbelt. Dat het met die vermoeidheid wel meevalt blijkt wanneer ze luidkeels protesteert als ze niet met haar zussen mee naar boven mag om achter de waterval te komen. Kort daarvoor had pa op die plek peentjes gezweet bij een smal schuin randje boven een steile afgrond, tien meter lager eindigend op de door het water uitgeslepen rotsen. Tijdens het fotomoment hield hij dus angstvallig de staarten van zijn twee onverschrokken dochters vast. Een soort van plaatsvervangende hoogtevrees…
Desondanks laat ik me toch beïnvloeden door de tranen van Norah en mag ze ook naar boven, zij het tot net voor het bewuste randje.
Terugwandelend worden er weer veel kampliederen rondgebazuind door de kinderen, die beetje bij beetje de tekst van ‘1,2 in de maat, anders wordt de juffrouw kwaad, maar de juffrouw wordt niet kwaad, want ze is van prikkeldraad’ uit hun geheugen weten op te vissen.
Allemaal begrijpen we geen bal van de tekst overigens, net zo min als van de kilometers die hier gehanteerd worden want pas om kwart over drie (ruim 4 uur over 5 km?!) zijn we terug bij de slagboom om ons af te melden. Bijna doe ik dat abusievelijk voor familie de Koning die ook met 3 kinderen onderweg is :-).
Net voor sluitingstijd van het terras sterken we ons aan met drank en ijs en keren we terug naar Ardmore, de kuilen in het asfalt ontwijkend en een drietal dansende jongens bij de ingang van de supermarkt negerend.
Uurtje chillen op het balkon. Facebook. Verstoppertje. Candy Crush.
Om 7 uur is het tijd voor het ‘gezellige’ restaurant, een kwalificatie die Petra gisteren gebezigd had en nu beklemtoond wordt herhaald door Norah, met een open haard en een volledig houten inrichting.
De beheerder meldt ons bij aankomst dat we gratis mogen eten, mits we die drie knappe meiden na afloop achterlaten. Aardige mensen die Zuid-Afrikanen. Weet het niet helemaal zeker, maar ik meen Petra even serieus over het aanbod te zien nadenken ;-).
Of het er een directe relatie mee had is onduidelijk maar aan het einde van het buffet worden er geïnteresseerde vragen gesteld over tongzoenen en alcohol…
’s Avonds schrijven we ansichtkaarten, gaat de open haard aan en vallen de ogen snel toe.

Woensdag7 augustus (St Lucia)

Drakensberg verdiende een langer bezoek dan 1 dag maar het reisschema schrijft vandaag alweer St Lucia voor, een plaatsje aan de Indische Oceaan. Planning is om eerst de 30 km over de R600 terug te rijden naar Winterton en dan binnendoor recht toe recht aan naar het oosten door te steken.
Net voorbij Winterton spot Petra de eerste Zuid-Afrikaanse atletiekbaan met spelende schoolkinderen, al is het een geïmproviseerde met krijt op een grasveld getekend. Rugby- en voetbalvelden zijn in het land minder schaars.
Karakteristiek aan de binnenwegen (R-nummers) zijn de sporadisch forse gaten in het asfalt, de wandelaars over de vluchtstrook en de zwartgeblakerde bermen of grasvelden. We vermoeden dat de doelbewuste brandjes ter verbetering van de vruchtbaarheid van de erg droge grond dienen.
Het landschap hier is wat ruiger of natuurlijker dan we tot nog toe gezien hebben, waarvan we nog wat langer mogen genieten als twee agenten ons aanhouden en melden dat de doorgaande weg is afgesloten. Op de vraag hoe we dan bij St Lucia moeten komen krijgen we glazige blikken toegeworpen. Met de kaart erbij wordt snel duidelijk dat we een kilometer of 50 moeten omrijden. Even mopperen we wat, totdat Petra en Kristel roepen dat ze een giraffe langs de weg zien. Wanneer de bestuurder na een paar honderd meter beseft dat dit wel heel bijzonder is, keert hij om en blijkt zich hier inderdaad een groep giraffen op te houden, die quasi verbaasd tuurt naar die turende mensen in en naast die grijze auto. Dit is het omrijden meer dan waard!
Na een korte stop in Greytown, waar de winkeleigenaar de Nederlandse voetbalploegen blijkt te kennen en we een bedelaar tot onbegrip van Kristel geen geld geven, komen we op een route richting KwaDukuza (Stanger) terecht, die overeenstemt met mijn beeld van Afrika:
veel (stenen) hutten in een stoffige omgeving, kraampjes langs de weg met veel bontgekleurde bewoners er omheen, schoolkinderen kauwend op zoethout, pick-ups geladen met zwarte werknemers, loslopende koeien en geiten in de berm, tropische beplanting en niet te vergeten volop zonneschijn. Heerlijk ongeordend allemaal.
Half 5 bereiken we St Lucia en blijkt Hotel Elephant Lake in de eerste straat achter de rivierbrug te liggen. Verwend als we zijn geraakt door de lodges vormen de sobere kamers 29 en 30 die we hier krijgen toegewezen een lichte anti-climax. Bovendien is het zwembad in onderhoud en helpt het ook niet dat we in de bar een half uur op de koffie moeten wachten.
’s Avonds leven we weer helemaal op als we voelen dat het buiten nog aangenaam warm is en belanden we dicht bij het hotel op een terras bij een Italiaans restaurant.
Terwijl de pizza’s verorberd worden vraagt Tamar zich af of midmid haar plaats in Evergreen D1 zal worden en wil Kristel weten wat wij tot nog toe het leukste van de vakantie vonden.
‘Het kookproject’, zeggen de ouders eensgezind.
Ezelen is de laatste (vrolijke) activiteit in kamer 29.

Donderdag 8 augustus (nijlpaarden)

Vanuit het hotel lopen we ’s ochtends naar een aanlegsteiger net buiten het centrum, waar een kleine boot klaarligt voor een tochtje naar de ‘iSimangaliso wetlands’. Een tiental andere Nederlanders is al aan boord, dat, zo blijkt al snel als we om 10 uur noordwaarts gaan varen, zonder uitzondering de afgelopen week al een bezoek aan het Krugerpark heeft gebracht.
Dankzij de Zuid-Afrikaanse gids wordt het een zeer informatieve, bijna 2 uur durende, trip op en neer de rivier.
Bijna 30 jaar geleden schijnt de verbindingsbrug tussen St Lucia en het vasteland onderwater te hebben gestaan en is het stadje 3 maanden lang niet over de weg bereikbaar geweest. Kort achter die brug meren we aan bij de eerste krokodil, die lui op de gelijkgekeurde wal ligt. Paar minuten verder ontmoeten we de eerste groep nijlpaarden, staande in het water; moddervette beesten die loeiende geluiden maken, een enorme bek hebben waarmee ze krokodillen en/of mensen gemakkelijk verpulveren en het elkaar ook niet makkelijk maken gezien het feit dat geboren mannetjes een jaar apart van de groep gehouden moeten worden omdat ze anders ten prooi vallen aan de manoudste. Wel veilig zijn de toeristenboten, waarvan er zo veel zijn dat je soms moeite moet doen om ze niet op de foto te krijgen :-).
Aan het einde van de tocht is de temperatuur in de zon zo hoog opgelopen dat een duik in het water aantrekkelijk oogt, ware het niet dat zelfs haaien zich hierin niet durven te vertonen...
Teruglopend naar het hotel slaan de dames hun slag bij enkele souvenirkraampjes, even later gevolgd door een leeftijdsafhankelijke intervaltraining op de heuvelachtige Beach Road. Tamar doet 200 m en loopt rustig uit, Kristel doet 300 m en vist Tamar op en ik loop 400 m en sluit me weer bij de 2 meiden aan. De eerste vijf keer richting het strand, de tweede vijf keer er vanaf. Onderweg speur ik toch wat schichtig naar woeste nijlpaarden in de bosjes aan beide kanten van de weg, doch er doemt slechts een velvet monkey op. Een fietsende jonge Zuid-Afrikaan begint nog een praatje en vindt het prachtig dat we zo actief bezig zijn.
Zonder kleerscheuren keren we terug in Elephant Lake om na een verkwikkende douche met de auto weer de Beach Road op te rijden, ditmaal met als doel om met z’n allen bij Main Beach de Indische Oceaan in te duiken.
Het blijkt een vrijwel geheel verlaten prachtig zandstrand te zijn met sterke golfslag en een, dankzij de warme golfstroom, aangename watertemperatuur. De stroming is echter dermate sterk dat we niet verder het water in kunnen dan tot daar waar de golven al tot witte koppen zijn getransformeerd. Desondanks kan je je er heerlijk op uitleven middels duiken, springen en meedrijven. Veel zand verlaat ons lichaam pas onder de douche in het hotel.
De lunch bestaat uit cake, koffie en frisdrank bij een café in het centrum, enkele uren later gevolgd door een buitendiner bij een seafood restaurant vlak daarnaast. Terwijl we genieten van de vegetarische lasagne, de angelfish, de (kaas)burgers, de pizza Hawaï en frisdrank/rosé begint een Afrikaans gezelschap op een naburig terras een swingende uitvoering met dans en trommels. Fijne vakantiesfeer!

Vrijdag 9 augustus (Swaziland)

Voor het ontbijt krijgen we een leuke verrassing te verwerken als we in kamer 29 de koffers aan het inpakken zijn en Kristel in 30 haar borstel gaat halen.
Binnen een minuut is ze terug met de mededeling: ‘Er zit een aap in jullie kamer’. Ze interpreteert onze gezichten correct wanneer ze dit gelijk laat volgen door ‘echt waar, ik maak geen grap!’. Allen laten we de koffers vervolgens voor wat ze zijn en rennen naar de ernaast gelegen kamer. Geen aap te zien. Wel liggen er suikerzakjes door de kamer verspreid en zijn er 2 harde boterkoekjes verdwenen, wat geen logische acties voor een veertienjarig meisje zijn :-). Petra vangt nog een glimp op van de dief wanneer ze door de opengeschoven deur het balkon oploopt. Gelukkig houden velvet monkeys niet van mobieltjes, schiet er door me heen…
Reisdoel vandaag is Swaziland.
Bij vertrek is het sinds Kaapstad voor het eerst regenachtig en fris, wat de omgeving ineens een treurige verwantschap geeft met bijvoorbeeld de Ardennen. Vreemd ook om de zwarte Afrikanen verscholen onder een paraplu en in regenpak langs de weg te zien schuifelen.
Van St Lucia naar Piet Petief is het 300 km lang voornamelijk snelweg rijden (N2), die bestaat uit twee rijbanen met aan beide kanten naast de doorgetrokken gele streep een brede vluchtstrook, waar welwillend langzaam verkeer naar uitwijkt voor achteropkomend verkeer.
Als dank laat de beleefde passant even zijn alarmlichten knipperen. Deze stilzwijgende (?) regels leiden echter nogal eens tot gevaarlijke inhaalmanoeuvres versterkt door het opspattende water en het drukke verkeer van vandaag. Na twee uur rijden ben je dan hard toe aan een rustpauze.
Na Piet Petief buigen we noordwaarts af naar Amsterdam dat het hier in grootte volledig aflegt tegen het nabije Ermelo. Klein Nederland grenst aan koninkrijk Swaziland, waar de koning het legaal doet met 13 vrouwen.
Zo’n land kom je niet zo maar binnen en even lijkt het er bij de grensovergang zelfs op dat we rechtsomkeer moeten maken. De serieuze douanier meldt ons namelijk dat we geen toestemming hebben gekregen van Budget om met deze auto in Swaziland te rijden. Wat hem vervolgens toch inschikkelijk doet maken is niet duidelijk maar mogelijk spelen de drie onschuldige meidengezichten op de achterbank er een rol in.
Na nog een aantal paspoortformaliteiten doorstaan en een bedelaar afgeschud te hebben, rijden we het koninkrijk binnen dat nog minder blijkt te zijn ingericht dan het republikeinse buurland getuige het slechte asfalt, de vele koeien en honden op de weg en de lieflijke verlaten groene heuvels, schitterend in de net doorgebroken zon.
Twaalf kilometer van tevoren wordt hotel Forrester Arms al op een bord aangegeven.
Ook dit blijkt een (idyllisch) bungalowpark te zijn met erg behulpzaam, aardig personeel en een warm aandoend restaurant waar we na installatie in lodges 19 en 20 een kop koffie, frisdrank en scones met jam en cream nuttigen.
Daarna scheiden de wegen van de ouders en de kinderen. Eerstgenoemden maken een boswandeling van drie kwartier welke indrukwekkend is door de kleurinval (het schemert) en de ongekende stilte. Geen wind, geen verkeersgeluiden, geen medewandelaars en geen vogels of ander gedierte. Swaziland Sprookjesland.
’s Avond krijgen we van Philline (uit te spreken met een p) haute cuisine geserveerd. Maassluis is en voelt heel ver weg…

Zaterdag 10 augustus (Oermuziek)

Dwars door koele mistflarden bereiken we de ontbijtruimte, waar dezelfde plek en dezelfde serveerster voor ons is gereserveerd.
Vandaag willen we een indruk krijgen van Swaziland met als eerste doel het Mlilwane Wildlife Sanctuary, een wildpark zo’n 15 km zuidoostelijk van de hoofdstad Mbabane. Eerst worden we in de hotelkamer verrast door tv-beelden van het WK atletiek in Moskou en zijn we zo maar live getuige van de 7,65 meter, die tienkamper Eelco Sintnicolaas met verspringen weet te overbruggen. Een echte wereldsport die atletiek!
Bij een stil benzinestation laten we de tank volgooien voor 11 rand (90 eurocent) per liter loodvrij wat nog 2 rand goedkoper is dan in Z-Afrika. Ook anders is de wijze waarop we bij het hotel in de watten worden gelegd; zo stond onze auto bij vertrek bijvoorbeeld nog na te druppen van een gratis wasbeurt. Ervaren we hier het gevoel wat ‘first class’ reizigers hebben in het vliegtuig?
In Mlilwane wilden we een soort van ‘cultural visit’ a la Kirkwood gaan doen, maar bij de ingang wordt ons duidelijk gemaakt dat de opties zich beperken tot paardrijden, wandelen, fietsen en autorijden. De eerste twee activiteiten worden afgekeurd en voor het fietsen dient zo’n 50 euro per uur betaald te worden zodat het een ritje met de Toyota wordt door het wildpark, waar zich zebra’s, springbokken en andere hertensoorten blijken op te houden. Achter een primitieve camping met tenten en hutjes maken we nog een onbewegwijzerde ronde over onverharde wegen door bos en heide. Mooi, maar Addo heeft ons verpest en we zoeken nu iets dat typisch des Swazilands is…
De volgende bestemming is Mantenga Nature Reserve in de Ezulwini Valley waar we bij de receptie ontvangen worden door een enthousiaste mollige dame, die opvallend veel belangstelling aan de dag legt voor de drie meiden. Volgens haar lijken Kristel en Norah sterk op elkaar en op mij en is Tamar een Petra in de dop. Alleen de eerste van de drie constateringen beamen we :-).
We parkeren de auto bij Swazi Cultural Village tussen de velvet monkeys en hebben voor de rondleiding nog tijd om naar de Mantinga Falls te lopen. Over ruige rotsen en brede wateren, waar Norah haar verspringtalent openbaart, naderen we het vallende water tot op enkele tientallen meters al blijkt het zicht er helaas niet beter te zijn dan op een ‘veiliger’ afstand.
Om 2 uur start de tour door de village, bestaande uit een tiental rondvormige hutten van stro.
De gids vertelt ons dat dit soort dorpjes geleid worden door een stamhoofd met twee vrouwen, die allebei drie hutten ter beschikking hebben om resp. te slapen, te koken en te ontspannen. De eerste hut na de ingang is alleen voor meisjes, wat een strategische reden heeft; de binnendringende vijand zou door hen moeten worden afgeleid. Kort daarna stuiten we op een omheinde heilige plek waar de geesten van voorouders rondwaren en op het stulpje van de medicijnman, die in deze bijgelovige gemeenschappen uiteraard een belangrijke autoriteit is.
De jongenshut blijkt nog bewoond, evenals de jongedameshut (wij vermoeden dat er wel enige uitwisseling plaatsvindt…), waar de toer eindigt en gelegenheid is om souvenirs te kopen. Het worden drie trommeltjes.
Na een kop koffie volgt om 15.15 uur het hoogtepunt van de dag: de sibhaca dans!
Dat staat voor een traditionele dans met gezang, trommels, gefluit en veel (lenige) bewegingen van zo’n twintig mannen en vrouwen.
Gaandeweg het drie kwartier durende optreden raak ik erg onder de indruk van de zuivere indringende stemgeluiden en de energie die vooral de mannelijke dansers tentoonspreiden. Het geheel roert bij mij blijkbaar diepliggende snaren aan en stemt me vreemd gelukkig. Wat een contrast met die vloed aan talentenshows op de Nederlandse tv!
Dissonant in het geheel is de afwezigheid van de zon en de ontropische temperatuur op deze dag. Over mistige heuvels keren we terug naar het verwenhotel, waar we in het restaurant bij de open haard een kop koffie nuttigen en ’s avonds door Philline weer het dubbele driegangenmenu krijgen voorgeschoteld.
Mogelijk onder invloed van de overweldigende oermuziek wordt er na het toetje zonder Tamar en Norah nog serieus nagetafeld over leven en dood.

Zondag 11 augustus (Phalaborwa)

Gregory Sedoc haalt net de halve finale op de 110 meter horden.
Het weer is opgeknapt als we iets na half 10 met een opnieuw gewassen auto wegrijden van Forrester Arms richting Kruger Park, met de vurige kinderhoop dat het een andere richting is dan die de zeurburen uit Peize nemen. Swaziland oogt bij deze zonnige omstandigheden nog vriendelijker met rustige wegen en glooiende nauwelijks bebouwde groene vergezichten. Na ca. 90 snelle kilometers komen we aan bij Piggs Peak en volgt een 20 km lange onverharde weg naar de grensovergang Josefsdal, die per minuut onbegaanbaarder en steiler wordt. Diepe kuilen dwingen soms tot stapvoets rijden en doen ons twijfelen of deze weg wel een doorgaande is. Sporadische tegenliggers en een enkel verkeersbord bieden houvast.
De grenspost is nu een welkome stop waar we geduldig wachten op de trage stempelprocedure, zowel aan de Swazilandse als de Zuid-Afrikaanse zijde. Aan de republikeinse kant is het asfalt meteen beter al moet gezegd dat het koninkrijk op ons over het algemeen zeker geen armoedige indruk maakte.
De bijkans Thaise drukte die we hier in eerste instantie treffen, inclusief de tropische geur en begroeiing, contrasteert wel sterk met het buurland maar al gauw verdwijnen de wandelaars, de woningen en de kraampjes en rijden we over de R40 noordwaarts langs laag dicht struikgewas grenzend aan het Krugerpark.
Tegen vijven rijden we Phalaborwa binnen en rijden we voor de verandering zonder omweg naar onze bestemming, Sefapane Lodge. De Nederlandse beheerster neemt ons mee naar het appartement de ‘Appelblaar’ en leidt ons eigenlijk veel te lang rond omdat we de WK atletiek willen zien. Het is wel het meest luxe huisje dat we deze vakantie hebben getroffen met vier bedden plus televisie op de ruime zolderverdieping, twee tweepersoonsslaapkamers met bad beneden, een keuken met pannen, borden en bestek en een ruime zitgelegenheid voor een televisie met tig netten, waaronder Nederland 1.
Eten doen we ’s avonds buiten bij de receptieruimte waar het lang aangenaam blijft. De vrouwen weten te melden dat de deelnemers aan ‘Wie is de mol?’ hier hebben gebivakkeerd, waarna de jongste drie het nog voor het toetje voor gezien houden om Bolt in de Appelblaar de 100 meter te zien winnen in Moskou. Morgenochtend vroeg safari!

Maandag 12 augustus (Dagsafari)

Vroeg is het zeker als om vijf uur het alarm van de mobiel afgaat.
Bij de receptieruimte maken we kennis met Nico, onze ‘ranger’ of gids op deze dag. Samen met een ander Nederlands gezin uit Schoonhoven, ook een kwintet, stappen we iets na 6 uur in een open busje met 9 zitplaatsen achterin en 2 voorin. Volle bak zogezegd dus.
Vanaf de Lodge naar de ingang van het Krugerpark is het maar een paar kilometer wat voldoende is om te ervaren dat het in de ochtendschemering nog koud is en dat truien, vesten en dekens over de benen zeer gewenste attributen zijn.
Het eerste uur in het park wordt het langzaam zonnig en warmer en rijden we over een asfaltweg met een gangetje van 40 km/u oostwaarts. Op het eerste gezicht zijn er weinig verschillen met het Addo Elephant Park al zien we wat meer auto’s rijden en is dit wildpark veel omvangrijker met een totaaloppervlak dat overeenkomt met half Nederland.
Nico geeft in het Engels extra info bij de dieren die we zien, wijst een stalen pijp aan om de afmeting weer te geven van de koningin die zich onderin de metershoge termietenheuvels ophoudt, attendeert ons op dikke spinnenraggen èn op een ‘hangende adelaar’ in de bomen, die in een gevecht met een roofdier het onderspit heeft moeten delven.
Voor we om half 9 aan het ontbijt zitten bij een picknickplaats spotten we twee soorten van de big five, te weten een paar olifanten en een kudde buffels, beide ook al in Addo gezien, plus veel bokachtigen, apen en de neushoornvogel, bijgenaamd de ‘flying banana’.
Na het ontbijt, gedurende welke tijd het plots aangenaam warm is geworden, hebben we gelegenheid om rond te kijken in het olifantenmuseum waar o.a. enorme slagtanden staan uitgestald van 3 meter lang en 100 kg zwaar.
Mogelijk afgeleid door het olifantenspektakel kom ik pas bij het wegrijden met het busje tot de ontdekking dat ik mijn mobiel elders op het terrein op een toilet heb laten liggen. Snel naar de betreffende plek toe gereden en gerend zonder resultaat. Wat nu? Alerte Nico belt met zijn mobiel mijn nummer en als er niet wordt opgenomen ren ik naar een souvenirshop waar de eerlijke vinder hem wellicht heeft afgeleverd. Dat is niet het geval en net als ik me begin voor te stellen hoe erg het verlies van de Galaxy S3, inclusief telefoonnummers en foto’s, is, zie ik Nico verderop zwaaien naar me. Zijn telefoontje heeft resultaat gehad want twee toeristen staan bij hem met mijn telefoon. Pfff….
In de bus blijken vooral de jonge passagiers uit Schoonhoven meegeleefd te hebben, gezien hun ontboezeming dat het ergste wat je kunt verliezen toch wel je mobiel is.
Na deze briljante actie, die me de rest van de reis nog ettelijke malen fijntjes wordt ingewreven, gaat de reis verder richting de Elephant River waar aan de overkant nijlpaarden en krokodillen op de wal liggen. Ook die hadden we deze vakantie echter al eerder gezien.
Zeer gespitst zijn we dus op de tegemoetkomende chauffeurs die Nico weten te melden dat er een stukje verderop een leeuwenpaar ligt. Het brengt ons op een onverharde weg waar het wemelt van de dieren, zoals zebra’s, giraffen, impala’s en koedoes, doch de derde van de big five laat lang op zich wachten.
Wanneer er plots vijf stilstaande auto’s voor ons opduiken is het eindelijk prijs. Rechts van de weg liggen een mannetjes- en vrouwtjesleeuw die na een tiental minuten aan de wandel gaan. Met de verrekijker erbij zitten we eersteklas.
Na dit absolute hoogtepunt passeren we nog een aantal gieren en een ooievaar en blijven het luipaard en de neushoorn ongespot. Over laatstgenoemde is Nico niet positief gestemd; vanwege zijn harige hoorn, die genezende krachten zou bezitten, wordt het beest nog steeds opgejaagd door nietsontziende stropers en is het inmiddels een bedreigde diersoort.
De laatste 2 uur gaan weer over de asfaltweg en zijn door de warmte, de schaarste aan dieren en de behoefte aan slaap bepaald niet enerverend. Norah geeft toe aan haar gevoel en valt voorin op de stoel naast de chauffeur in slaap.
Terug op het park duiken Kristel en Norah het zwembad in, kijkt Tamar naar de WK atletiek en rijden de oudjes naar de om de hoek gelegen SPAR om een pastasalade in te slaan.
Zo kan het dus gebeuren dat we een keer gewoon thuis dineren op het buitenterras met een keur aan groente, fruit en tonijn in zes bakjes.
Ezelend wordt de avond afgesloten. Allen moe!

Dinsdag 13 augustus (Ochtend- en avondsafari)

Wederom vroeg op pad voor een bootsafari.
In een zelfde soort open busje als gisteren, met een ander Nederlands gezin als gezelschap, rijden we iets voor half 8 richting de Olifantenrivier langs koper- en fosfaatmijnen en over een hobbelige zandweg. Hoewel we ons buiten het park bevinden spotten we langs de weg achtereenvolgens een olifant, een giraffe en een buffel. Geen weggetje dus om je hond even uit te laten.
Na een dik half uur stappen we uit bij de rivier waar een vlot klaar ligt, bestaande uit 2 etages. De eerste anderhalf uur varen we stroomopwaarts in westelijke richting en worden we attent gemaakt op krokodillen op de oever en nijlpaarden (hippo’s) in het water.
Het maakt na de boottrip in St Lucia niet zo veel indruk meer op ons verwende toeristen, net zo min als de gespotte bokken en de aanwezige variatie aan vogelsoorten dat doen na de dagtrip van gisteren.
Om 11 uur meren we weer aan bij de steiger en vullen de dames hun voorraad souvenirs aan met een ijzer gevlochten grote giraf en kleinere leeuwen en olifant.
Terug op Sefapane Lodge is het warm genoeg geworden om een duik in het zwembadje aantrekkelijk te maken, waartoe Tamar en Norah dus ook besluiten. Helaas duikt Tamar daarbij per abuis van de glijbaan af op de meedogenloze tegels en komt ze gebrandmerkt met rode strepen over heel haar lichaam Petra schrik aanjagen. Die zit namelijk alleen in de Appelblaar omdat Kristel en ik bezig zijn met een heet duurloopje van 7 km door en rondom Phalaborwa.
Tot de avondsafari doen we net of het vakantie is; de meiden ontstaarten tijdens die ontspanning onbedoeld (?) een gekko en schreeuwen het uit wanneer de staart gewoon blijft kronkelen.
Half 5 worden we bij de receptie welkom geheten door Graig, een blanke Afrikaan, die bij de eerste confrontatie met een groep impala’s in het park meteen een lang verhaal over hen afsteekt. Dit hier betreffen mannelijke ‘loosers’ die de strijd met 1 andere man hebben verloren. Die winnaar schijnt trouwens niet te benijden te zijn, ook al beschikt hij over zo’n 30 vrouwen, want doordat hij zijn harem moet verdedigen en al die dames moet bevruchten heeft hij geen tijd meer om goed te blijven eten. Extra ‘complicatie’ is dat de bevruchting in korte tijd moet plaatsvinden: 60000 impala’s worden binnen 1 seizoen geboren, waarvan er 10000 alle gevaren weten te overleven. Dat lijken er weinig, maar juist omdat er in 1x zo veel zijn treedt er verzadiging op bij de roofdieren en kan het aantal impala’s elk jaar toenemen.
Na een half uurtje verlaten we de asfaltweg om een zandweg op te rijden die volgens de verkeersborden niet mag worden ingereden. Blijkbaar gelden voor de avondsafari andere regels. Gevolg is wel dat het safarigevoel op de smalle, hobbelige weg meteen bij ons postvat en het bijna vanzelfsprekend is dat we een giraf en een olifant kruisen.
Net voor zonsondergang mogen we op een open vlakte uit de bus stappen en krijgen we frisdrank, chips en bier aangeboden. Het is stil hier. Wanneer iedereen stil is hoor je slechts tsjirpende krekels al meent Graig op gegeven moment leeuwen te horen.
Met behulp van spotlights (vier sterke zaklampen, verdeeld over beide kanten) gaan we naar ze op zoek wat wel schitterende oogjes oplevert van bokken, een uil en haasjes maar geen brullende leeuw. De haasjes hebben de neiging om voor de koplampen uit te blijven rennen op weg naar hun schaduw. Pas wanneer de lichten een tel worden gedoofd is de haas gevlogen.
Om half 7 schuiven we aan bij een braai, die midden in het Krugerpark is opgebouwd. Rondom staan brandende fakkels met daartussen lange tafels en aan de achterzijde de barbecue met vlees, salades en drank. Een bewapende Zuid-Afrikaan vertelt ons ter inleiding dat we bij dreigend gevaar vooral rustig moeten blijven en het aan hem en zijn 3 eveneens bewapende maatjes moeten overlaten om de vijand af te schrikken.
Met een dergelijke mentaliteit mag je verwachten dat het personeel achter de barbecue je glazig staat aan te kijken als je vraagt of er behalve vlees ook vis is. Gelukkig mijd ik het woord vegetariër, want ik vermoed dat ik dan wel eens als dreigend gevaar zou kunnen zijn bestempeld door de vier gewapende vrienden…
Ook zonder vlees is er echter genoeg variatie en zorgt de ongewone omgeving voor een bijzonder sfeervolle maaltijd, uiteraard aangevuld met Zuid-Afrikaanse rode wijn.
Na de braai slingeren we met het busje nog een dik uur door het donkere park met als absoluut hoogtepunt de ontmoeting met een olifantenfamilie. Met slurf en poten banen ze zich een weg door het struikgewas, alsof iemand met een bezem zijn straatje schoonveegt. Achter die voorhoede bevinden zich enkele jonkies, trouw de ouderen volgend op weg naar ??.
Prachtig om even getuige te kunnen zijn van deze nachtelijke olifantenbeweging.
Hoewel het luipaard en de neushoorn nog steeds niet gespot zijn mag dit toch een historische avond worden genoemd, versterkt door het nieuws dat Daphne Schippers WK-brons op de zevenkamp heeft gewonnen met een weergaloze 2.08 op de 800 meter.

Woensdag 14 augustus (Hazyview)

De derde ochtend in Sefapane Lodge kan wat langer in bed worden doorgebracht en is direct de laatste. Vandaag reizen we door naar Hazyview aan de zuidkant van het Krugerpark. Onderweg willen we een bezoek brengen aan een centrum waar leeuwen geaaid kunnen worden en volgens de receptie is dat mogelijk in Moholoholo, waar elke dag om 3 uur een rondleiding start.
We gaan er van uit dat we voor die tijd wel een paar uur rond kunnen lopen bij het centrum dus vertrekken we ruim op tijd uit Phalaborwa. Haast is niet geboden maar desondanks weten we op R40 een snelheidsovertreding te maken van 19 km/u, al staat de politieauto lullig kort opgesteld achter snelheidsborden van 80 en 60 km/u. Petra kan de zaak afdoen met 400 rand zonder dat er een bonnetje aan te pas komt. Niet onbelangrijk is hierbij te vermelden dat aan de blauwe letters op ons nummerbord is te zien dat we in een huurauto rijden…
Om 12 uur bereiken we Moholoholo dat blijkt te bestaan uit meerdere locaties zoals de tea garden, een farm èn het gewenste rehabilation center, welke pas om half 3 zijn deuren opent.
Met dank aan de Lonely Planet wijken we uit naar het 20 km verderop gelegen Endangered Species Center in Hoedspruit.
Wanneer we daar op het parkeerterrein uitstappen voelt het voor het eerst deze vakantie echt tropisch aan; hoe onaangenaam moet het hier in de zomer zijn?
Tot de tour van 1 uur vermaken we ons in de bezoekersruimte met Koos de papegaai en is het ontbijt ver genoeg weggezakt om te kunnen genieten van een lunch met tosti’s, patat en quiche.
De tour begint met een half uur durend filmpje over het centrum dat verhaalt over de geschiedenis van het opvangcentrum. Meeste indruk maakt het verhaal over Ronnie de neushoorn, die succesvol opgroeide in het park totdat hij werd gedood door inbrekende stropers. Ook het beeld van het jonge olifantje dat bij een poging tot terugplaatsing in de natuur werd verstoten door een kudde olifanten blijft bij me hangen. Het is een logisch gevolg van de goed bedoelde opvang van wilde dieren: eenmaal gewend aan mensen gaan ze zich hechten en kunnen ze niet meer terug naar hun wilde soortgenoten.
Na de film worden we 3 kwartier rondgereden in een jeep langs cheeta’s, wilde honden, antilopen en (circus)leeuwen. Helaas bevinden ze zich allemaal in kleine afgesloten ruimtes.
Zelfde beeld krijgen we te zien bij het rehabilation center in Moholoholo, wat wel drukker bezocht en omvangrijker is. Ook hier eerst een filmpje gevolgd door een rondleiding.
In anderhalf uur krijgen we een stortvloed aan dieren-informatie over ons uitgestort. Opvallende zaken:
- De gidsen hebben het in elke zin over ‘those guys’, waarmee ze doelen op de beesten
- Tijdens voedertijd van de roofvogels waaiert een grote zwerm wilde gieren uit boven het park
- Norah vergrijpt zich aan het schrikdraad
- Cheeta aaien onder striktere beveiliging en dus minder leuk dan in Kirkwood
- Zuid-Afrikanen zijn een schietgraag volk. Wanneer de gids vraagt wat je als inwoner van Johannesburg zou doen met een onbekende bezoeker, levert dat vanuit het publiek het antwoord ‘neerschieten’ op. Niemand die het tegenspreekt. Het was me eerder al opgevallen dat in dit land wapens overal te koop liggen. Het verklaart enigszins het krankzinnige gedrag van Bladerunner Oscar Pistorius.
- Gieren, arenden, leeuwen, luipaarden, cheeta’s, wilde honden, hyena’s, giraffen, stinkdieren, cervats en een neushoorn achter tralies
De winterzon en de niet aflatende vragen van de Amerikaanse (?) toeristen slopen ons en doen verlangen naar de uitgang.
Daar aangekomen vergeten we in 1x de vermoeidheid als zich op de parkeerplaats de vierde van de grote vijf blijkt op te houden. Een wilde neushoorn!
Terwijl de gidsen verzoeken het beest weg te jagen brengen we alle camera’s in stelling en leggen we deze gelukkige toevalstreffer van dichtbij vast.
In de schemering leggen we het laatste stuk naar het Hippo Hollow hotel in Hazyview af, gehinderd door traag verkeer, felle lichten van tegenliggers, bermbrandjes en slecht zichtbare wandelaars. Doorgaande wegen van Zuid-Afrika in een notendop :-).
Hippo Hollow is een groot hotelcomplex met meerdere grote bussen op het parkeerterrein. We blijken hier twee vierpersoonshuisjes gereserveerd te hebben, zonder wifi en tv, en met een riviertje aan de achterzijde. Bij het uitpakken en inrichten van de kamers levert dat een enthousiaste gil op van Petra die sterk doet denken aan die van Marcus en Cornelia van de eerste les Latijn. Het ‘serpens in horto!’ moet alleen vervangen worden door het allitererende ‘hippo in horto!’. Het nijlpaard duikt later ook op in de tuin van het restaurant.
Dat laatste is verder overigens sfeerloos en ook culinair een tegenvaller na alle positieve ervaringen van de afgelopen weken.
Voor het slapen gaan vinden we nog wild leven in ons bed in de vorm van een pissebed en moet in de kamer van de meiden een vervaarlijk zoemend vliegbeest onschadelijk worden gemaakt. Ook de dagverslagen worden weer niet vergeten.
Nog maar 1 dag te gaan!

Donderdag 15 augustus

Om ook de laatste dag in Zuid-Afrika intensief te beleven zitten we vroeg aan het ontbijt, dat Norah opsiert met een vrolijk gezichtje van patat, worst en kaas.
Negen uur staan we bij Numbi Entrance Gate en na betaling van 850 rand (70 euro) rijden we in het bezit van een gedetailleerde kaart het zuidelijke gedeelte van het Krugerpark in.
Het eerste uur spotten we weinig leven, ongeacht of we op een asfalt- of onverharde weg rijden, en is de maximumsnelheid van 40 km/u plots een soort van last. Een enkele verdwaalde kudu, twee olifanten op afstand en een opstijgende grijze ooievaarachtige met machtige vleugelslag vallen in het niet met wat we in Phalaborwa hebben gezien.
Kort voor een geplande pauze zijn we in 1x klaarwakker als aan de rechterkant van de weg een grote olifantengroep op het punt staat om over te steken. Natuurlijk zetten we de Toyota stil en worden de camera’s op scherp gezet. Het wachten wordt beloond; een voor een steekt de familie slurf aan staart over, uitgezonderd het grootste exemplaar dat een paar meter onze kant komt oplopen. Met een grom en een vervaarlijke zwaai met zijn oren geeft hij blijk van zijn ongenoegen over de te korte afstand waarop we naar zijn mening staan te fotograferen.
Met licht verhoogde bloeddruk en hartslag arriveren we heelhuids bij de stop, waar we op een bord zien dat er cheeta’s en luipaarden zijn gespot in zuidelijke richting. Zullen we in extremis nog de laatste van de big five te zien krijgen?
Twee minuten na de stop stuiten we op een grote opstopping van auto’s waarvan de inzittenden allemaal turen naar het westen om een glimp van cheeta’s op te vangen. Na 10 minuten vruchteloos staren in de tamelijk open vlakte in de wetenschap dat onze tijd dringt rijden we verder om kort daarna een niet door mensen bekeken neushoorn gewaar te worden. Vijf minuten later nog 1. Lijkt er toch op dat er een andere verdeling van diersoorten is dan in Phalaborwa, waar we twee dagen lang geen neushoorn zijn tegengekomen.
Het laatste half uur gaan we nog bewust op zoek naar de plek waar het luipaard volgens het bord zou moeten zitten, maar meer dan ontmoetingen met enkele nieuwsgierige giraffen en een kleine, smerige, op het eerste oog gefrustreerde olifant levert dat niet meer op.
In plaats van 11 uur rijden we pas om half 1 het park uit en begint de race naar Johannesburg-airport. De afstand blijkt geen 300 maar 400 km te zijn en trage vrachtauto’s, in de meeste gevallen gekarakteriseerd door twee langwerpige trechterbakken als lading, die op de tweebaansweg nauwelijks te passeren zijn, doen de verwachte aankomsttijd bij de car rental van de luchthaven steeds verder oplopen. De wegopbreking (stop and go) komt dus ook niet echt als gelegen, al houden we er voor 20 rand een zakje heerlijke walnoten en ronde zoute pinda’s aan over.
Met nog zo’n 150 km te gaan voeren we de laatste bestuurderswissel door, in combinatie met een snel toiletbezoek en het inslaan van frisdrank en chocola bij een tankstation. Nieuwe planning is om half 5 bij de car rental te zijn, een kleine 3 uur voordat het toestel naar Dubai opstijgt.
Inmiddels is de weg overgegaan in vier banen en kan er eindelijk goed worden doorgereden.
Dan verschijnt er ineens vanachter de bosjes in de brede middenberm vandaan een druk gebarend persoon. Wil hij een lift hebben? Gevaarlijke actie dan! De vrouwen in de auto hebben zijn bedoeling beter begrepen en roepen dat ik moet stoppen. Politie? Shit!
Na een paar honderd meter geef ik gehoor aan de geuite wens en parkeer ik de Toyota met de knipperlichten aan op de vluchtstrook aan de linkerkant van de weg. Een paar tellen later staat er een andere auto achter ons waaruit een agent stapt die eerst quasi geïnteresseerd vraagt hoe het met me gaat. Dat moge duidelijk zijn.
De boete voor de snelheidsovertreding (130 waar 120 is toegestaan) is dit keer 500 rand, ware het niet dat we stuiten op een cashtekort van 470 rand… De vraag of we met credit card kunnen betalen wordt resoluut weggewuifd en ik zie het gezicht van de agent betrekken.
Terwijl ik wat nerveus in mijn portemonnee naar randen blijf zoeken wijst hij plots op de eurobiljetten. In totaal zitten er 2 in, een vijfje en een tientje (nog geen 200 rand), wat net voldoende blijkt om deze buitenlandse plukker te doen afdruipen. We mogen verder!
Volgende spanningsopvoerder is het benzinelichtje dat met nog zo’n 50 km te gaan tot het vliegveld begint te knipperen. Hoe langer het verlossende bord met een verwijzing naar het vliegveld uitblijft hoe nadrukkelijker het oranje licht ons humeur beïnvloedt. Stel dat we nu in het drukke verkeer midden op de snelweg tot stilstand komen?
Gelukkig leidt de bewegwijzering naar de car rental niet meer tot ongewenste omwegen en rijden we op de laatste druppels benzine om 16.45 uur de garage in.
Auto word oké bevonden en ook het inchecken en boarden verloopt gladjes.
Bij het afleveren van de bagage raken we aan de praat met een vriendelijke Zuid-Afrikaan (bijna een pleonasme te noemen), die zich al heel lang afvraagt hoe het toch komt dat Nederlanders bijna hetzelfde taaltje spreken als de Afrikanen. Als hij er binnenkort eens tijd voor heeft wil hij zeker gaan uitzoeken hoe die sterke overeenkomsten te verklaren zijn.
Zou de feitenkennis van deze beambte over de geschiedenis van zijn land symbool staan voor heel zijn generatie?
Om 18.15u zitten we al in de Boeing 777, maar vanwege een ziek/angstig kind stijgen we pas tegen achten op.
We vliegen nu boven Noord-Afrika en hebben net het avondeten achter de kiezen. Schrijvertje in spe Tamar zit naast me en Petra, Kristel en Norah achter ons.
Drie onvergetelijke weken spoken door de hoofden.