Canada 2007

Donderdag 26 juli (Maassluis- Hamilton)


Een lange, vermoeiende eerste dag, waarop onze wekkers al om 4.30 uur van zich lieten horen, eigenlijk vlak nadat we onthutst vernomen hadden dat de ploegleiding van Rabobank geletruidrager èn etappewinnaar van de koninginnerit Michael Rasmussen uit de Tour had gehaald.
De kinderen werden zonder veel geklaag gewekt en een uurtje later waren twee volgepakte auto’s op weg naar Schiphol. Behalve wijzelf (pa, ma en dochters van 1, 4 en 8 jaar) bevonden zich daarin twee koffers, twee rugzakken, een kinderbedje, een buggy, een autostoel en twee opa’s, die zo vriendelijk waren geweest om op dit onzalige tijdstip te voldoen aan de vakantiegrillen van zoon- en dochterlief.
Eenmaal afgezet bij de luchthaven konden we vrijwel meteen inchecken bij de Air Transat-balie maar was het vervolgens nog drie uur wachten tot vertrek. Zo’n tijdgat verplicht je bijna tot het bezoeken van koffiebars en (freetax)winkels waarbij er van het juiste vakantiegevoel eufemistisch gesproken nog geen sprake is. Tamar had buikpijn, wat volgens haar kwam door de spanning voor haar allereerste vliegreis, helemaal naar het onbekende Canada. Norah, onwetend van wat komen ging, leek de minste moeite te hebben met de vroeg onderbroken nachtslaap, al had ze natuurlijk het gemak van een zitplaats in de rode buggy.
Het inboarden verliep wèl vlot zodat vlucht TS339 van Air Transat volgens schema om 9.35 uur aan de opstijgprocedure begon. We zaten vrijwel achterin het toestel naast elkaar op rij 26 met Tamar als gelukkige bij het raampje, een positie welke ze had moeten beloven prijs te geven aan Kristel bij de landing in Toronto. Gelukkig is Norah nog onmondig in deze delicate zaken…
Gedurende de reis van acht uur kregen de kinderen ter verpozing kleine cadeaus uitgereikt, probeerde Peet het laatste deel van Harry Potter te voltooien en had vader een dagtaak aan het in toom houden van de hyperactieve Norah, die halsstarrig weigerde aan haar middagslaap te beginnen. Bijgevolg kregen de passagiers op rij 25 regelmatig een lachend gezicht boven zich te zien, wanneer ze het inklaptafeltje gebruikte als staanplaats. De paar keer dat ze de gewenste vrijheid kreeg om zich in het gangpad te begeven stelde ze ook in andere medepassagiers opvallend veel belang en ontlokte zo vrijwel zonder uitzondering een brede glimlach.
Even na 11.30 uur plaatselijke tijd landde het toestel onder applaus (het gebeurt nog steeds) in Toronto, waar de lengte van de paspoortcontrole ons onaangenaam verraste. De oververmoeide Norah hief daar op gegeven moment zo’n klaaglijk gezang aan dat de omstanders begonnen te wijken als passeerde er een ambulance met gillende sirene; een stemvolume een sopraan waardig…
Zo werd het bijna 13 uur aleer we volgeladen de aankomsthal inliepen, waar oom Pauw en nicht Patricia (Trish) verwachtingsvol naar het bezoek uit Maassluis stonden uit te kijken. Kristel en Tamar merkten meteen de opvallende gelijkenis op tussen opa en zijn broer, waar ik gedurende de dag steeds meer mee in kon stemmen. De eerste indrukken van Trish werden vertroebeld door een Canadese gans, die een groot plakkaat op hoofd en jas achterliet van de gastvrije Hamiltonse. Haar gezinsauto bleek net ruim genoeg om vier volwassenen, drie kinderen en bagage te vervoeren en verschafte ons aldus de eerste blik op Canada;
Matig geasfalteerde, brede wegen, relatief weinig verkeersborden (voornamelijk snelheidsaanduidingen), stoplichten aan de overkant van de kruising, huizen met opvallend grote tuinen en vrachtwagens met een eigenaardige hondenkop.
Na een kilometer of vijftig stopten we bij het huis van oom Pauw, zo’n tien kilometer westelijk van Hamilton-stad. Achter het huis ontwaarden we een zwembad èn de wel zeer vertrouwde glazen warenhuizen.
Op het terras onthaalde tante Diny ons op tomatensoep, belegde broodjes en koffie en kwamen niet veel later Paul en Pete zich voorstellen, die beiden het tuindersvak bleken te beoefenen op de vroegere werkplek van hun vader.
Om een of andere reden stelde Kristel veel belangstelling in het huis van haar oom en tante welke ze na een rondleiding van Diny betitelde als ‘een mooi huis’, grif beaamd door Tamar.
Oprechter leek me het plezier dat ze vervolgens hadden in het zwembadje, waarin ze gezelschap kregen van enkele achterneven en –nichten. Van onze generatie verscheen de vrouw van Paul, Anne, nog even ten tonele. Ook zij heeft Neerlands, of beter, Fries bloed in haar aderen.
Rond vier uur stapten we weer in de auto van Trish, die ons eerst bij een ‘grocery’ bracht, waar mij de grote maat van de artikelen en de gemiddelde buikomvang van de klanten opviel, door ons Europeanen toch vooral toegeschreven aan de zuiderburen, alvorens ons af te zetten bij het Residence & Conference Center (Mohawk College), waar we een week zouden gaan vertoeven.
Na enig geharrewar over onze aankomstdatum (we waren gisteren al verwacht) kregen we op dit laagbouw-studentencomplex kamer 151 toegewezen bestaande uit twee slaapkamers, een badkamer en een tussenruimte met keuken en ‘zitplaats’ (tafel met eenvoudige kale stoelen).
Na koffers en rugzakken te hebben geledigd in de slaapkamers kregen we een verrassing te verwerken toen we aan een typische Hollandse maaltijd wilden beginnen; de kastjes en laatjes in de keuken waren zonder uitzondering leeg, zodat ons alleen de magnetron ter beschikking stond voor de bereiding. Aan die studentengewoonte wilden we ons niet conformeren, te meer daar onze biologische klok reeds middernacht aangaf en er van trek dus nauwelijks sprake was. Van slaap des te meer; Norah gaf na een vrijwel slaaploze periode van twintig uur om 18 uur plaatselijke tijd eindelijk toe aan de signalen van haar vermoeide lichaam, een uurtje later gevolgd door haar zussen en weer een uur later door haar ouders.
De verlengde dag had veel indrukken achtergelaten. Peet moest bekennen dat het bezoek aan haar familie meer op haar gemoed had ingewerkt dan ze vooraf had verwacht; zelf vond ik het frappant om op een erf in O-Canada een vrachtwagen met ‘Vos’ aan te zien komen rijden.


Vrijdag 27 juli (Buick Allure)


De meidenkamer kwam om tien uur tot leven, Nederlandse tijd wel te verstaan. Om de rust te doen terugkeren haalden we Norah naar onze kamer, zodat ze tussen twee rustige ouders in verder kon slapen. Dit vatte ze echter op geheel eigen wijze op door lachend en springend van haar tevredenheid blijk te geven en op het moment dat Kristel en Tamar aan tafel met een spelletje begonnen leek een lange nacht en dag in het verschiet te liggen.
Verplaatsing van Norah’s bedje naar de ouderkamer bood gelukkig soelaas. We stuurden alle drie terug naar bed en verrassenderwijs bleef het daarna tot acht uur stil in kamer 151.
Binnen het appartement was er ook een ontbijtzaal aanwezig, waar Tamar in eerste instantie nauwelijks naar toe viel te bewegen (‘ik vind dat eng, ik wil gewoon thuis eten!’) maar die al gauw vertrouwd aanvoelde vanwege het geringe aantal bezoekers en het aanwezige wittebrood plus doosjes pindakaas.
Even voor tienen kwam Trish ons ophalen om ons aansluitend bij Rental Car Discount Aeroport te droppen, waar een gloednieuwe grijze Buick Allure gereed stond. Helaas bleken de verschillende (internationale) rijbewijzen niet toereikend genoeg om ermee te mogen wegrijden en was het aan de bedrijfsleiding, die welwillend heen en weer naar het Mohawk College reed, te danken dat we geen taxi hoefden in te schakelen om de paspoorten op te halen. Geen slimme actie van die Nederlanders…
Na een zeker niet overbodige uitleg over de werking van de automaat (P, R en D voor resp. parkeren, achteruit en vooruit) reed ik rechts onthand en links ontvoet nogal onwennig de eerste meters richting Twenty Road, aan welke straat Trish met haar gezin woont. Afgeleid door de werking van enkele technische snufjes aan de Buick zag ik een kruising met vier stopborden volledig over het hoofd, waar een autochtoon me toeterend opmerkzaam op moest maken. Het zou een waar doemscenario mogen hebben geheten als een auto met 15 kilometer op de teller binnen vijf minuten in de vernieling zou zijn gereden.
Net als haar ouders bleek Trish over een ruime achtertuin met (aan achterstallig onderhoud lijdend) zwembad te beschikken, waar de kinderen opmerkelijk weinig aandacht voor hadden omdat er binnen vier jonge poesjes met een hoog aaigehalte rondhuppelden. We maakten hier kennis met nicht Diane, die meteen getuige was van de eerste twee losse stapjes van haar achternichtje Norah. Hoera! Naast koffie en koek verschafte Trish de kinderen twee grote kleurplaten en ons reisadviezen voor in de directe omgeving. De wat oudere kinderen van Trish stelden zich wel (gedwongen) voor maar vertoonden verder een opmerkelijk verlegen gedrag.
De terugreis naar het appartement verliep dankzij het eerdere ritje met de Car Rental-mevrouw probleemloos, mede doordat de wegen aan een strak blokkenpatroon voldoen, wat ten goede komt aan het richtingsgevoel.
De rest van de dag probeerden we op het gemak te wennen aan de jetlag en de Canadese warmte, vooral voelbaar toen Kristel en ik resp. een intervaltraining (10x100m) op het collegeterrein en een duurloopje (10 km) heen en weer over de Fennell Avenue afwerkten. Aan ambitie geen gebrek bij de 8-jarige: ‘Pappa, denk je dat ik het clubrecord op de kilometer kan halen?’.
Later in de middag kochten we in een nabij winkelcentrum een roze mobiele telefoon met camera en bijbehorende beltegoedkaart. Bellen met onze Nederlandse varianten is op dit continent namelijk niet mogelijk.
’s Avonds waagden we ons aan een magnetronmaaltijd van ronde aardappels, peentjes en zoute haring wat achtereenvolgens rauw, rauwer en weerzinwekkend smaakte. Een totaal mislukt maal dus waarover niet eens zo veel geklaagd werd omdat het tijdsverschil het hongerige gevoel nog leek te overheersen.
Wat volgde was een spelletjesavond met Adder en Ladder, Slaapmuts, Onderuit, Dokter Bibber en Yahtzee mèt de kinderen en het tijdens onze vakanties traditionele handvol pestpotjes zònder hen. Net voor het door Petra met 3-2 gewonnen potje beëindigde zij het zevende en laatste deel van de Potterreeks, te weten ‘the Deathly Hallows’. Ze meende minder behoefte aan een volgend deel te hebben dan bij de eerdere edities, wat lijkt te pleiten voor JR Rowling, omdat er dus blijkbaar een echt einde aan het verhaal zit, ware het niet dat Petra dat einde als verwerpelijk oubollig ervoer.
Vanaf morgen kan ik weer in de avonturen van Harry, Ron en Hermione duiken.


Zaterdag 28 juli (Safari)


De jetlag lijkt in stappen te worden verwerkt want nu kwam kamer 151 pas rondom 6 uur tot leven, wat als nadeel had dat de nacht al zover gevorderd was dat dwingende slaapverzoeken geen effect meer hadden. Gevolg was wel dat we vroeg met de Buick op weg waren naar de ‘Africa Lion Safari’. En dat inclusief vertraging vanwege een omslachtige procedure ter activering van de roze ‘Solo mobile’. Ten eerste was een daarvoor noodzakelijk telefoonnummer pas na een half uur bereikbaar waarna het nog eens een kwartier vergde alvorens een nieuwsgierige werknemer al onze (reis)gegevens had genoteerd. We mogen hier spreken van de uitwassen van de bureaucratie daar het technisch gezien een fluitje van een cent moet zijn om een telefoon te activeren. Waren ze tenslotte ook nog eens niet thuis in Maasland…
Zoals de eerste dag al opgemerkt is men in Canada vrij karig met de bewegwijzering wat er mede de oorzaak van was dat we na een klein uur rijden geheel onverwachts Highway 6 opdraaiden, terug naar Hamilton. We hadden als ouderwetse kaartlezers gelukkig geen Tom-Tom nodig om onze locatie te bepalen en na omkering alsnog op de Safari Road te komen.
Aangekomen bij de ingang van de Safari kregen we bij de kassa de keus voorgelegd of we met eigen auto dan wel met de bus door het park wilden gaan. Op onze vraag of het met een spiksplinternieuwe (huur)auto verantwoord was langs de wilde dieren te crossen volgde de wedervraag ‘do you have a good assurance?’, waarna we vijf bustickets kochten.
De vertrektijd van 11.45 uur bood gelegenheid om eerst koffie en frisdrank te nuttigen.
Hoe gaat dat met drie jonge kinderen? Eerst moet je met de oudste twee in discussie over de gewenste drank en moeten ze allebei steevast naar het toilet. Als je eindelijk bestelling en kinderen bij elkaar aan tafel hebt blijkt de oudste op school nog niet geleerd te hebben dat het openen van een vooraf heftig geschud colaflesje een flinke colaplas op de vloer oplevert, mikt de middelste ‘per ongeluk’ haar koekjes in de appelsap en eist de jongste aandacht op door uit pure balorigheid haar drinkbeker op de grond te smijten. Het zijn van die momenten dat je ineens hevig verlangt naar de Interrailrugzakvakanties uit de pre-kindertijd :-).
Ook in Canada blijken files te bestaan al is het ironisch dat we dat juist in een wildpark constateerden; onze bus moest achter aansluiten bij de andere bezoekers, die halt hielden bij een groep apathisch ogende leeuwen, waarschijnlijk als gevolg van de hete middagzon. Er volgden verderop meer dieren die opmerkelijk passief waren maar eenmaal gearriveerd in het gedeelte van de apen kwam er leven in de brouwerij. Onze enigszins vertakte soortgenoten leken groepsgewijs auto’s uit te zoeken om de bestendigheid van antennes, ruitenwissers en buitenspiegels uit te proberen. Zij schuwden daarbij ook niet hun natuurlijke behoefte. Glimlachend stelden we vast dat de Buick veilig op de parkeerplaats stond.
Struisvogels, zebra’s en giraffen vertoonden ook interactief gedrag met de passerende stoet blik, waarin zich een allang van de natuur vervreemde diersoort bevond. Misschien uitgezonderd onze eenjarige Norah, die net als in het vliegtuig vooral interesse toonde voor de medepassagiers en steeds drukker en huileriger werd naarmate de reis langer duurde.
Africa Lion Safari telde naast deze safari veel meer activiteiten:
badende olifanten, roofvogelshows, voorstellingen met in praten, rennen en fietsen bedreven papegaaien, een boottochtje langs eilandjes bewoond door 1 of meer apen, een waterparadijs voor kinderen en een rondrit met een treintje langs bereden olifanten. Het vakantiegevoel werd bevorderd door de tropische temperatuur, die onder meer te lijf werd gegaan met ijsjes, frisdrank en een zomerhoedje, dat door de jonge bezitster maar matig gewaardeerd werd.
Rond half zes reden we met een auto vol verbrande en vermoeide meiden het park uit op weg naar de volgende halte: het huis van Paul Vos. Via de telefoon hadden we van Pauw aanwijzingen gekregen voor de te volgen route naar Carlisle Road 42 die onder meer leidde over de ons inmiddels bekende Highway 6. Toen we daar het erf op reden kwamen Pauw en Diny ons lopend tegemoet met de verloren vlinder van Norah, die haar lieveling dankbaar accepteerde, en stapten vervolgens tot onze verbazing in hun auto om Carlisle Road op te rijden en langzaam uit zicht te verdwijnen. Het feest was hier toch? Na enig beraad stapten we gedesoriënteerd uit en belden aan bij nummer 42. Niemand thuis. Even later zien we een bekende auto het erf weer opkomen met daarin een lachend ouder echtpaar, dat verbaasd informeerde waarom we niet meereden?
Nader onderzoek van onze kant leerde dat nummer 42 het huis van Pauw en Diny was, waar we eergisteren al waren geweest, maar dat we aan de voorkant niet herkend hadden. Oeff…
‘Laat het niet jullie laatste blunder zijn’, zo bekeek Pauw het van de positieve kant.
Een huis of vijf verderop bleek Paul te wonen in wiens achtertuin een heus kinderfeest gaande was met barbecue, volleybal, waterglijbaan en badje. Het aantal kinderen overtrof het aantal ouders duidelijk, in welke verhouding wij bij aankomst dus geen verandering brachten. We werden gastvrij ontvangen en bespeurden een hechtere familieband dan in Nederland gebruikelijk is. Overeenkomsten zat ook tussen de twee landen: croques zijn helemaal in, de kranten staan vol over doping in de sport, banken en oliemaatschappijen bulken van het geld (bron Pauw) en er is sprake van een immigratiegolf, al zijn de O-Canadese Marokkanen, Turken en Antillianen voornamelijk afkomstig uit Aziatische streken als India en Pakistan.
Voor Norah en Tamar duurde de terugreis naar het Mohawk College langer dan de weerstand tegen hun slaap en bleek Kristel nog fris genoeg voor een spelletje dierenyahtzee.


Zondag 29 juli (Trouwdag Toine en Kristen)


Drie dagen na aankomst in Canada lijkt de jetlag goeddeels verwerkt gezien het vrijwel gelijktijdig wakker worden om acht uur. In de ontbijtzaal ontbaken ditmaal de bij de meiden geliefde wafels zodat ze moesten kiezen tussen bagels (in volgorde van voorkeur naturel wit, en kruidenkaas- dan wel krentenvulling) en een handvol soorten cereals. In combinatie met doosjes beleg, fruit(sap), toetjes en koffie/thee hielden we aan dit eenvoudige ochtendeten telkens een serieus gevuld gevoel over, waar tot ver in de middag op kon worden geteerd. Buiten straalde de zomerse warmte ons onder een strakblauwe hemel tegemoet en slenterden we als echte toeristen naar het 1 kilometer verderop gelegen winkelcentrum, de ‘Mall’. De eerste winkel die we daar tegenkwamen was de ‘Dutch Toko’, vanzelfsprekend gesloten op een zondag, maar wel zicht gevend op de onvermijdelijke en zogenaamde Hollandse artikelen als Delfts blauw, klompen en molens èn in moderne huishoudens nog steeds toegepaste zoals hagelslag, drop en Senseo.
Een typisch Canadese zaak troffen we honderd meter verderop, zijnde een Tim Hortons. Om deze goedkope en zeer populaire koffie-donut-keten kan je bijna niet heen, wat er de komende dagen niet makkelijker op zal worden gezien het gemak waarmee de kinderen hun donut verorberden.
Na het middagdutje van Norah kwam Trish het collegeterrein weer oprijden, ditmaal om ons te begeleiden naar Oakville. Daar vond om 3 uur het kerkelijk huwelijk plaats van de Westlander Toine Stolze, een volle neef van Petra en Trish, en de Canadese Kristen Goodhooft. In een van de onderzalen van de methodistenkerk lieten we Tamar en Norah achter bij de kinderopvang o.l.v onder meer Trish en schoven wijzelf met Kristel rechtsachter aan in de kerkzaal, welke plaats bood aan niet meer dan een honderdtal mensen. Kristel werd het al gauw zwaar ten moede en wilde ondanks de aanwezigheid van Pauw en Diny ook ineens liever naar de opvang. Met een ouderwets pepermuntje werden de tranen net onderdrukt.
Op de achterkant van de voorliggende banken lagen een soort van loterijbriefjes, waarvan het doel mij nog steeds ontgaat, en liedboeken met behalve de bekende 150 psalmen ruim 600 gezangen en een bijlage met nog eens honderden christelijke lofzangen.
Geheel in lijn daarmee begon de trouwdienst met twee liederen, voorgezongen door een enthousiaste jonge vrouw, die een stuk vrolijker klonken dan diegene die ik uit mijn vroegere kerkbezoeken kan herinneren. Daarna volgde een vlot klinkende toespraak van twintig minuten van een zeker in verhouding tot Toine kleine voorganger, die ondanks zijn jeugdige uitstraling over een glanzende schedel beschikte en na zijn praatje naadloos overging op de specifieke trouwonderdelen als het wederzijds ja-zeggen, de ringuitreiking en de ondertekening door de getuigen. Gedurende het uur kreeg ik het gevoel bij een hechte gemeenschap te zitten, waar plaats was voor een grap en een grol die echter wel dienden plaats te vinden binnen een vrij strak protocol van kerkelijke regels.
Na de dienst verplaatsten de bruiloftsgasten zich naar buiten om direct voor het kerkgebouw het afgelopen uur te evalueren en met elkaar kennis te maken. Zo ontmoetten wij de vijfde loot aan de stam van Pauw en Diny, Henri, die als oudste kind nog het beste Nederlands bleek te spreken, en Suzanne van Rijn, vrouw van Toines broer Gerrit èn vroeger bijna-buurmeisje van mij in Maasland.
Het trouwfeest werd 15 kilometer zuidelijker gehouden in Burlington in een soort van open congreshal midden in een park, welke op deze zomerse zondag vol recreanten was. We stelden ons voor aan en feliciteerden het bruidspaar hier, dat gemeend liet weten onze aanwezigheid erg op prijs te stellen.
Tot een uur of zeven liepen de gasten rond in de open ruimte, waar salades, toastjes, fruit en drank overvloedig aanwezig waren en konden de kinderen zich vermaken in het park, waarna het moment was aangebroken om de kinderen naar de opvang te sturen en zelf de feestzaal binnen te gaan. Die was ingericht met ca. 20 gedekte ronde tafels waarop acht op een of andere manier aan elkaar verwante naamplaatjes stonden, hetgeen ons als tafelgenoten Henri, Jenny en een aantal werknemers van xxxflex opleverde.
Tussen de vele gangen door was het een komen en gaan van sprekers, die een stortvloed van herinneringen aan het bruidspaar te berde brachten. Enkelen werden overmand door heftige emoties, gekatalyseerd door de intercontinentale verhuizing die Toine te wachten staat. Grappig vond ik een quiz die een groep Canadezen opvoerde, waarbij ze zich niet uit het veld lieten slaan door Zeeuwse taalstruikelblokken als Wissekerke (wissiekurkie) en Colijnsplaat.
Gerrit had naar mijn idee het onderhoudendste verhaal met herkenbare Westlandse humor over wildplassen aan de rand van het zwembad en het bloemkoolhoofd van zijn kleine broertje.
Op gegeven moment heb je het als buitenstaander echter wel gehad met alle anekdotes en ga je op andere zaken letten. Net als in de kerk kreeg ik bij vlagen een beklemmend gevoel bij de uitgedragen sterke onderlinge band van de families. De vrijheid van anders denken lijkt me er nogal ingeperkt.
Nu ja, het trouwfeest.zal voor Toine en Kristen ongetwijfeld aan alle verwachtingen voldaan hebben en er zal nog lang zijn doorgefeest. Hoera!
Wij verlieten het park om tien uur, mede op verzoek van Kristel en Tamar die de opvang beu waren. De jongste lag daarentegen prinsheerlijk te slapen.


Maandag 30 juli (Lake Erie)


Na het ontbijt weer zonder kleerscheuren doorstaan te hebben kwamen we om 10 uur aan op het erf van familie Demik (van Kooten en de Bie?) aan de Twentyroad.
Natuurlijk moesten eerst de vier ‘kitties’ bekeken worden voor we met twee auto’s zuidwaarts togen richting Lake Erie, waar de schoonfamilie van Trish een vakantiehuisje heeft staan op een klein uur rijden van Hamilton. Onderweg stopte Trish bij het huis van haar zus Diane, die dit weekend op vakantie was gegaan. Het door haar man gebouwde huis van typisch Canadees, lees groot, formaat, staat zo’n 200 meter van een rustige weg af en de misschien ook rustige buren wonen op zo’n afstand dat van burengerucht geen sprake kan zijn. Petra was wel onder de indruk van dit onroerende goed, maar voorzag ook wel enkele praktische ongemakken zoals bv. het regelen van speelafspraak met een schoolvriendinnetje. Dat doe je met zulke afstanden niet even tussen neus en lippen door.
Ondanks dat het in dit gedeelte van Canada al maanden niet geregend schijnt te hebben, waarvan de stofwolken die soms uit de bermen opdoemen getuigen, ziet het landschap er opmerkelijk gezond groen uit. Een verklaring zou kunnen zijn dat de vijf reuzenmeren op de Canadees-Amerikaanse grens voor een hoge grondwaterstand zorgen.
Het vakantiehuisje bleek te bestaan uit vele kamers en lag op slechts een meter of dertig van Lake Erie af , wat zo groot is dat je je aan een zeestrand waant. Nergens in Europa is het volgens mij vanzelfsprekend dat je zo’n lap grond in een subtropisch klimaat bij een groot zwemwater ter beschikking hebt en dat je op een dag in het hoogseizoen ook nog eens tot de enige badgasten behoort. Canadezen weten niet beter.
De familie Vos werd gaandeweg de dag aangevuld met Pauw en Diny en de gezinnen van Pete en Paul, zodat er met recht gesproken kon worden van een familie-uitje.
Wat volgde was een stranddag met zwemmen, lezen, puzzelen, koetjes, kalfjes en op Norah letten, alhoewel die onder impuls van het warme weer deze middag drie uur aan één stuk sliep. Kristel en Tamar verplaatsten flinke hoeveelheden zand om kastelen te bouwen en kuilen te graven, welke ze vruchteloos probeerden om te zetten in meertjes, omdat de ondergrond sneller water opzoog dan ze met emmers uit het grote meer konden aanleveren.
Ondanks uitbundig smeren met factor-30-zalf konden er aan het einde van de middag flink wat rode plekken gesignaleerd worden bij de Maassluise afvaardiging.
Pauw zat de hele dag zichtbaar te genieten van de activiteiten die de jongere generaties ontplooiden en liet zich ons tersluiks ontvallen dat hij het toch wel erg zou waarderen als zijn broer Krien eens een keertje op bezoek kwam. We beloofden het door te geven. De familiestranddag werd afgesloten met een buffet met verse warme maïs, salades, broodjes knakworst en kippenbouten terwijl er ook bier en rosé beschikbaar was. We mogen bepaald niet klagen deze dagen!
’s Avonds was er zowaar ruimte voor het afwerken van een tweede looptraining. Het werd opnieuw een retourtje (10 km) van Hamilton-West naar –Oost over de Fennell Avenue, wat gezien het aantal stoplichtkruisingen en de nabije uitlaatgassen absoluut geen aanrader is. Alternatieven zijn in een grote stad ( Hamilton heeft een half miljoen inwoners) echter niet zo maar voorhanden, dus zal ik voor een inspirerender loopomgeving moeten wachten tot we in West-Canada zijn.
Nu het toch over sport gaat; vandaag lazen we in de Hamilton Spectator dat dopingtour 2 (de eerste was in 1998) volledig in stijl gewonnen is door de Spanjaard Contador, ooit frequent bezoeker van Fuentes. Onze Haagse naturel-maatstaf werd in zijn laatste Tour knap 12e.


Dinsdag 31 juli (Niagara Falls)


Vandaag stond de bekendste toeristische attractie van Ontario en omstreken op ons programma. Na drop en fristie te hebben ingeslagen in de Dutch Toko reden we om een uur of tien de QEW (Queen Elisabeth Way) op richting Niagara met een op volle toeren draaiende airco, die overigens deze hele week uitermate goed van pas komt.
Net na St. Catharines (50 km) sloegen we af naar Niagara-on-the-Lake, het plaatsje waar de Niagara River noordelijk uitmondt in Lake Ontario. Vanaf daar volgde een slingerende, mooie route stroomopwaarts langs de brede rivier. Gefortuneerde Canadezen lijken er ook van onder de indruk gezien de soms kasteelachtige uitstraling die de huizen hier bezaten. Wij stopten er niet om ze aan een nader onderzoek te onderwerpen, net zo min als bij de vele uitzichtpunten en elektriciteitsmasten, maar gingen in een ruk door naar de ‘floralclock’, een locatie waar Petra’s oma zich 30 jaar geleden had laten fotograferen. De twee meter lange wijzers waren net in reparatie wat van onze foto’s een vals beeld geeft van de werkelijke tijd hier: 11.45 uur.
Een poging om naar huis te bellen strandde jammerlijk daar de Amerikaanse provider zijn Canadese buur volledig overstemde. De rivier is de scheidslijn tussen de twee landen en zoals het een grote buur betaamt moet je wel even tonen wie er de baas is. Eenmaal weer op weg naar de watervallen dienden we er ook scherp op te letten niet per ongeluk op een van de bruggen naar de USA terecht te komen; voor je het weet rijd je zomaar in een CIA-fuik en vragen ze het hemd van je lijf over wat je in hun fantastische land komt doen.
Voordat de Niagara Falls zich aandienden kregen we zicht op grote hotels, belandden we in een file van blikken op vier wielen en begon zich langs de oostelijke (Canadese) rivieroever een heuse mensenmassa te vormen.
De eerste parkeergelegenheid lag vlak achter het natuurgeweld wat wèl ver genoeg was om in een schaduwrijk park in betrekkelijke rust de meegebrachte lunch te nuttigen. Terugwandelend naar het vallende water kregen we een imposante aanloop te zien van de hier honderden meters brede Niagara River, waar rotsen boven het oppervlak uitsteken en daaromheen het water sterk wordt aangezogen door een onzichtbare kracht achter een ‘verdwijnpunt’. Dichterbij dat virtuele einde van de rivier hangt een miezergordijn en kort daarachter heb je in de eeuwige regen zicht op een overweldigende douche, die hoorbaar uiteenspat op de rotsen, welke door een witte mist van opspattend water echter onzichtbaar zijn. En dat gaat maar door, eeuw in eeuw uit…
Kristel en Tamar leken geïnspireerd geraakt door het watergeruis en wilden achtereenvolgens in het bootje beneden in de rivier, in de uitzichttoren en in het reuzenrad. Laatstgenoemde wens ging in vervulling; het rad bevond zich aan het einde van een straat vol met gokhallen en discodreunen wat je het gevoel gaf bij een kermis beland te zijn.
Het reuzenrad voldeed aan de verwachtingen (mij werd verteld dat er een prachtig uitzicht op de watervallen was) tegen een redelijk tarief, in tegenstelling tot de vier ijsjes die we hier kochten. Het verschil in het betaalde bedrag en wat er op de prijslijsten stond vermeld, viel zeker niet alleen te verklaren uit de 10% belasting die in Canada vaak pas achteraf geheven wordt.
Als je dan net buiten het feestgedruis, wachtend op de drie achtergebleven raddraaiers, toch maar probeert te genieten van het kostbare ijsje krijg je als klap op de vuurpijl ook nog eens commentaar van een vriendelijke Canadese, die je verwijt dat het kind in de buggy geen ijsje heeft. Daar sta je dan met je mond vol ijs en tanden.
Zo’n gebeurtenis is wel exemplarisch voor hoe men in dit gedeelte van het land met eten lijkt om te gaan: de frisdranken en de zakken chips in de supermarkten zijn (nog) groter dan in Nederland, een bestelde kleine koffie is nauwelijks op te krijgen, de ijsjes verdienen het verkleinwoord niet en het enige keukenapparaat is een magnetron.
Bovenstaande zal iets genuanceerder liggen, maar feit is dat de gemiddelde Canadees rondom Hamilton aanmerkelijk dikker is dan de gemiddelde Nederlander.
Teruglopend naar de auto werd Tamar overvallen door vermoeidheid, wat zich vertaalde in een tergend zeuren over een flesje water, dat ze ‘zo graag wilde hebben’. Toen we, om van het ergerlijke gezeur af te zijn, uiteindelijk met een bekertje water aan kwamen zetten had ze plotseling geen trek meer in water. Wie mag er eerst slaan?
Natuurlijk had ze ook helemaal geen zin om naar de ‘Butterfly Conservative’ te gaan, een glazen koepel midden in een botanische tuin, waar talloze bontgekleurde vlinders in rondfladderen. De wens van onze middelste dochter genegeerd hebbend, werden we voor het betreden van de koepel nadrukkelijk gewaarschuwd de beestjes niet aan te raken omdat je ze daarmee ernstig kon beschadigen. Direct na binnenkomst constateerden we bedroefd dat het voor het welzijn van de vlinders aanzienlijk nuttiger was geweest als men de bezoekers geattendeerd had op de schade die hun voetstappen konden aanrichten. Wij alleen al zagen er zo een handvol smartelijk geplet worden. Eén vlinder positioneerde zich stevig onder de neusgaten van een bezoeker en liet zich niet verjagen door het harde geblaas van de jongen, die zich het verzoek van niet-aanraken al te goed herinnerde. Wij zijn op gegeven moment doorgelopen; misschien staat hij er nog.
En wat vond Tamar vandaag eigenlijk het leukste? Inderdaad, de vlinders…
Aan het einde van de dag deden we Niagara-on-the-Lake aan, waar wel vele soorten fudge en jibbitz (die frutseltjes op de croques) te koop lagen maar waar een simpele pizzeria of iets soortgelijks ontbrak.
Dat betekende dat we op de weg terug naar Hamilton (QEW naar Toronto) min of meer gedwongen een Mac aandeden, tot vreugde van de twee oudste dochters, gezien het overtuigende in stereo uitgesproken ‘yes!’, dat bij het oprijden van het Mac-terrein vanaf de achterbank opsteeg.
Bijna thuis lieten we ons verrassen door de heuvel die Hamilton splijt en maar op twee plekken een doorsteek heeft. Volgens Trish zat deze heuvel in het parcours van het WK-wielrennen van een aantal jaar geleden. Langzaamaan leren we deze stad kennen.


Woensdag 1 augustus (Wild Waterworks)


We kwamen, zoals het eigenlijk hoort tijdens een vakantie, langzaam op gang deze ochtend en troffen desondanks een ruim assortiment van ontbijtprodukten aan, waaronder zelfs gewone sneetjes brood. Blijkbaar zijn met het begin van de grootste vakantiemaand ook de laatste studenten uit het appartement verdwenen.
Petra belde de actuele stand van zaken door aan haar ouders en kreeg als tegennieuws dat Quibus het uitstekend vergaat op Fenacoliuslaan 11. Het bevestigt de heersende opvatting dat katten eerder huis- dan persoonsgebonden zijn.
Op weg naar het Confederation Park, gelegen aan Lake Ontario aan de noordkant van Hamilton, moest de Buick na 560 afgelegde kilometers aan het infuus, bevattende 60 liter ‘gasoil’. De prijs per liter ligt hier net onder 1 dollar, wat overeenkomt met ca. 65 eurocent. Zou het openbaar vervoer ook twee keer zo goedkoop zijn als in Nederland?
In het Confederation Park parkeerden we op een grasveld naast de ‘Wild Waterworks’, wat op deze hete dag onze logische bestemming was. Dit fraaie zwemcomplex bestaat uit twee parallelle hoge glijbanen met de veelzeggende namen Kamikaze en Corkscrew, een centraal gelegen golfslagbad, een peuterbad en een gedeelte waar je op en in roze banden van een hoge glijbaan af kunt roetsjen en in een rondbaan met de stroming kunt meedobberen.
Tussen en rondom deze activiteiten liggen en zitten bezoekers op gras of steen te bakken in de zon dan wel verkoeling te zoeken in de ruim voorradige schaduw van de hoge begroeiing.
Voor Kristel en Tamar was dit zwemparadijs een plaats om van te watertanden, waar ze zich derhalve met volle overgave in uitleefden. Tamar kreeg wel een bittere pil te verwerken toen ze vanwege haar geringe lengte geweigerd werd bij de roze-banden-glijbaan. Dikke tranen biggelden over haar wangen en het kostte enige moeite om haar weer tot bedaren te brengen, maar toen we daar eenmaal in geslaagd waren wilde ze als een soort van compensatie plots van de Corkscrew af. Dat verbaasde ons omdat haar eerdere glijpartij vanaf de Kamikaze wat ongelukkig was afgelopen nadat ze aan het steile einde, die door twee hobbels extra cachet krijgt, in een ongecontroleerde tollende beweging was geraakt en beduusd in Petra’s reddende armen belandde. Ze volhardde echter in haar wil en mocht tussen haar vader en Kristel dus de Corkscrew af. Dat verliep probleemloos.
Norah had de hele middag voldoende aan het gasveld, waar ze handenvol vrienden en vriendinnen maakte. Zo bleef ze minutenlang staan bij een vrouw in een stoel met een gat in de leuning, waar ze telkens bleef vaststellen dat er een flesje in en uit kon. Een Canadees leeftijdsgenootje kreeg ook lang bezoek maar toen die weigerde sjoege te geven verloor ze haar belangstelling voor hem. Dat gold niet voor de grote banden die her en der verspreid lagen. Met dank aan haar onschuldige, vrolijke gezicht was er geen enkele bandeneigenaar die haar weg wilde of durfde te sturen, sterker nog, er was een jongetje dat meermalen kwam vertellen hoe hij over Norah dacht: ‘Oh, she is so cute!’.
Vermoeiend was haar speurtocht blijkbaar wel want ze sliep tussendoor tegen haar gewoonte in zo maar een heel uur in de buggy. Half zeven reden we het park uit om even later een pizzahut op Queenstonroad binnen te vallen, waar ik me als niet-vleeseter eindelijk aan een acceptabele warme hap tegoed kon doen in de vorm van vegetarische pizzapunten. Kristel en Tamar kregen opnieuw patat voorgeschoteld, ditmaal vergezeld van waarschuwende woorden van hun ouders dat er in de camper gewoon weer aardappels en pasta’s op het menu zullen staan.
Terug op het Mohawk-collegeterrein wilden de twee hun speeltuinkunsten vertonen aan papa (mama was al eerder getuige geweest) en het moet gezegd dat hij onder de indruk was van de armkracht van de oudste. Daar waar hij zichzelf niet verder dan halverwege of vijf treden in de lucht kon houden doorliep Kristel het hele trappetje zonder noemenswaardige problemen.
Norah toonde rumoerig onbegrip omdat ze op kamer 151 moest blijven en viel na die protestactie pas om 9 uur in slaap. Die zal morgen niet vroeg wakker zijn.


Donderdag 2 augustus (Bakkie koffie doen?)


Deze laatste volle dag in O-Canada kan het beste gekarakteriseerd worden als een rustdag.
Kristel stelde zelfs voor om met z’n allen de hele ochtend spelletjes in de kamer te blijven doen en eigenlijk wisten we daar weinig tegenover te stellen.
Toch gingen we maar op pad richting het inmiddels bekende Confederation Park en maakten we een tussenstop op Queenston Road bij een Tim Hortons, waarvan we zo langzamerhand een gewoonte lijken te gaan maken. Dat geldt zeker voor veel Canadezen.
Net ten westen van het Confederation Park parkeerden we de auto langs de boulevard en begonnen we aan een wandeling, die door de hitte al gauw eindigde onder een schaduwrijke boom op een grasveldje. Echt gezellig was de wandeling ook niet te noemen geweest gezien de klaagzangen van de kinderen over de barbaarse hitte en hun vreselijke dorst.
Na wat gedronken te hebben nam het gemor gestaag af, zeker toen ze staande in Lake Ontario platte steentjes aan het schiffelen waren, al bleek het nog een hele kunst om ze 1 of meer keer op te laten stuiten.
Zelf raakte ik opgetogen van de skaters, wielrenners en joggers, die ondanks de tropische temperatuur over de boulevard (tussen zitplaats en strand) paradeerden en daarmee uitdrukten lak te hebben aan de omstandigheden. Wat nou te heet?
Om drie uur arriveerden we volgens afspraak bij het huis van Pauw en Diny, waar Paul, Pete, Trish en kinderen al in het zwembad lagen. Kristel en Tamar zagen hun kans schoon en sprongen direct bij hun neven en nichten even later gevolgd door Petra en Norah. Diny bekommerde zich aan de rand van het zwembad om de gasten, die watermeloen, thee, bier, snoep en ijs kregen voorgeschoteld en Pauw zat als een echte opa goedkeurend toe te kijken.
Nadat de neven en Trish waren vertrokken, werden we voor ons gevoel als vanzelfsprekend uitgenodigd om pannenkoeken te blijven eten in het aircogekoelde woonhuis.
Het was een vreemde ervaring om hier op tafel behalve de oer-Hollandse pannenkoeken ook chocoladevlokken en stroop te zien staan. Ongetwijfeld afkomstig van een Dutch Toko, waarvan er (nog) vele schijnen te zijn in deze contreien. Norah was na het verorberen van haar pannenkoek nauwelijks nog in toom te houden en bewees dat een plastic bord niet bestand is tegen een landing op een stenen vloer. Hadden we haar kruipend haar gang laten gaan in de woonkamer dan waren er vele prullaria dan wel kunstproducten extra ten prooi gevallen aan haar nieuwsgierigheid. Door dat te verhinderen zijn we nu ook een eventueel volgende keer nog welkom…
Kristel, Petra en ik gingen na het eten met Pauw een kijkje nemen in de warenhuizen van Pete en Paul en Henri. Hij had de glazen deur van de kas nog niet opengeschoven of we werden overvallen door een knots van een Westlandse déjà vu ervaring: de grondgeur, de draaitafels en de koffiehoek gaven ons meteen een helder beeld van hoe de neven uit Ontario hun werkdagen doorbrengen. In 1955 was Pauw het tuiniersbedrijf begonnen met 0,2 hectare welke nu is uitgegroeid tot 1,2 hectare voor Pete en Paul en nog eens een kleine hectare voor Henri, wiens warenhuis er direct naast staat. Beide warenhuizen waren voornamelijk gevuld met potplanten (o.a. sneeuwsterren, anjers, cactussen en trompetplanten) tussen forse lege ruimtes, welke een gevolg waren van de tijd van het jaar. In de schuur van Pete en Paul werd de sfeer bepaald door de vele autokentekens aan de wand, vooral van Canadese en Nederlandse komaf over een tijdspanne van bijna 100 jaar.
Kristel verwonderde zich over de bedrijfsscheiding in de familie en wilde weten waarom de drie broers niet gewoon bij elkaar werkten. Tja, wij vonden het eerder opmerkelijk dat de constructie van twee broers op één bedrijf goed bleek te functioneren.
Na de rondleiding ontmoetten we Henri, Jenny en hun twee bijna volwassen zoons (de oudste gaat na de vakantie als ijshockeyer zijn geluk beproeven in de buurt van Vancouver) zodat de hele aanwezige familie vandaag weer haar gezicht had laten zien.
Het geeft aan de ene kant weer hoe hecht het gezin Vos is en aan de andere kant hoe welkom we waren; zo welkom dat Kristel en Tamar klaagden over buikpijn van de spanning voor de vliegreis van morgen wanneer ze dus ‘hun familie moeten achterlaten’, zoals Kristel het dramatisch verwoordde. De kinderen kregen nog cadeautjes mee als herinnering aan die verre oom en tante waarna het afscheid daar was; het was een aangename kennismaking geweest!
Thuis gehoor gegeven aan de roep van het lichaam en in het donker enkele intervalletjes van twee minuten getrokken op het collegeterrein.
Morgen wordt uit een ander vaatje getapt.


Vrijdag 3 en zaterdag 4 augustus (Calgary en camper)


Twee overgangsdagen met daartussen een overnachting in Hotel Travelodge in Calgary, waarin toch vooral het wachten centraal stond. Zo vertrok het Westjet-vliegtuig in Hamilton pas om vier uur ’s middags terwijl we om 11 uur al met een volgepakte Buick bij de Rental Car Discount arriveerden. Er werd nog wat tijd gerekt door eerst door te rijden naar een Tim Hortons, maar er waren nog steeds vier uur te overbruggen toen we door de medewerkster van Car Rental met al onze bagage op het vliegveld werden gedropt.
Voor het inchecken gaven we ons over aan patat, ham- en vegaburgers, meer uit verveling dan gestimuleerd door een hongergevoel en na het inchecken openden we een luchthavenaccount voor een hele dag Internetten, waar een stief kwartiertje gebruik van werd gemaakt. De ouderwetse verstop- en tikspelletjes bleken daarna een stuk gezelliger. De rap kruipende Norah trok zich van vuil op de grond en beveiligingsgrenzen niets aan, zodat we haar eigenlijk geen moment uit het oog konden verliezen en ze tenslotte zwart van top tot teen onder protest in de buggy werd gezet.
De vliegreis naar Calgary (Alberta) duurde vier uur, in welke tijd we gelukkig de beschikking hadden over vijf stoelen omdat er naast de door ons vier gereserveerde stoelen een plaatsje vrij bleef. Vier uur lang met een vermoeid rusteloos kind op schoot leek ons namelijk een erg onaantrekkelijk vooruitzicht al sliep ze nu in haar eigen stoel ook niet meer dan een half uurtje. Naast de bezettingsgraad verschilde deze binnenlandse vlucht met de intercontinentale van vorige week in de instapwijze, te weten via een buitentrap i.p.v. een hangar en in de warme maaltijd die vandaag ontbrak.
De overgang van luchthaven naar hotel(s) bleek prima geregeld te zijn in Calgary middels af en aan rijdende shuttlebusjes van een tiental hotelketens.
Eigenlijk verliep vandaag alleen de toewijzing van de gereserveerde kamer(s) moeizaam. In eerste instantie dacht men ons in een kamer te kunnen proppen met 1 tweepersoonsbed en na bemiddeling van Peet zaten we ineens opgescheept met twee kamers verspreid over de derde verdieping met in totaal vier tweepersoonsbedden. De gereserveerde ‘dubbelkamer’ bleef ons al met al onthouden. We dumpten koffers en rugzakken in de ene kamer en probeerden nog even wakker te blijven in de andere, wat gezien het nieuwe tijdverschil van twee uur en de altijd vermoeiende vliegreis geen sinecure was.
Tot 7 uur ’s ochtends Calgary-tijd bleef het stil in de hotelkamer.
Beneden stond een uitgebreid ontbijt klaar met scrambled eggs, wentelteefjes, pannenkoekjes en een ruim fruitassortiment, wat de kinderen per jaar een dollar kostte en ons 15. Tot onze genoegdoening hadden we gisteren al gezien dat Cruise Canada, de camperverhuurder, direct naast hotel Travelodge lag, welk voordeel min of meer teniet werd gedaan toen we telefonisch het tijdstip van ophalen vernamen:13.20 uur. Wat kan je tot die tijd in een buitenwijk van Calgary doen? Het zomerse weer nodigde uit tot een ontspannen wandeling en eigenlijk moet je dit soort overgangsmomenten in de vakantie leren koesteren; tevreden terugdenken aan de afgelopen week en in gespannen afwachting van drie weken rondtrekken met de camper.
Via een autobedrijventerrein en een supermarkt belandden we zoals verwacht mocht worden in een Canadese Gamma of meer specifiek bij een daarin ressorterende Tim Hortons.
Op het afgesproken tijdstip arriveerden we bij Cruise Canada, waar Peet en ik eerst in een kamertje werden gezet om een videofilm van een kwartier over de camper te bekijken en vervolgens de sleutels kregen om onze eigen camper te inspecteren. Aan de buitenkant oogde hij met een uitstekende bestuurderscabine best stoer maar aan de binnenkant voldeed hij qua ruimte volstrekt niet aan onze verwachtingen. Al gauw kwam aan het licht dat men de verkeerde camper aan ons had toegewezen en sprak een medewerkster reeds over een ‘major problem’. Een ander bleef er laconiek onder en beloofde ons dat de gewenste C30-camper binnen een half uur ter onze beschikking zou staan. Natuurlijk was dat aan de krappe kant geschat zodat de familie van den Berg-Vos van al dat wachten wat geprikkeld begon te raken.
Tegen drieën kregen we de nieuwe sleutels overhandigd en constateerden we dat negen meter blik best indrukwekkend was en tevens voldoende om binnen vijf mensen te herbergen. Ondanks het videofilmpje kregen we de RV (Recreation Vehicle) niet zo maar in beweging; eerst wilde het contact niet om, daarna was het zoeken naar de knoppen voor de spiegelinstelling en tenslotte begreep ik geen mallemoer van de gewenste beweegrichting van de versnellingspook. Als je dat doorgrond hebt moet je de eerste meters enorm wennen aan het idee een bestuurder van een bus te zijn en zit je letterlijk te zweten achter het stuur.
Dat hield aan in de stad Calgary, versterkt door het fout rijden en de benodigde herstelacties.
De kinderen vermaakten zich van meet af aan echter opperbest, zittende aan een tafeltje achter de bestuurder, dat ongetwijfeld heel wat comfortabeler zit dan de achterbank van een personenauto. Ook bij de ouders trad de ontspanning in toen de RV met een vaartje van 100 km/uur over de rustige snelweg gestaag Banff en de Rocky Mountains naderde.
Zo’n tien kilometer voor Banff werden we verrast door de tol van $18 per nacht die bezoekers van het nationale park hier kregen opgelegd maar dat kregen ze meteen terugbetaald in de vorm van fascinerende uitzichten. De snelweg ligt in een uitgestrekt dal en links en rechts zie je boven een groene gordel van naaldbomen kale grijze bergtoppen met hier en daar plukjes sneeuw. De breedte van het dal geeft een ruimteversterkend en rustgevend effect.
Als je om half zes zaterdagmiddag in het toeristische Banff in een lang augustusweekend (6 augustus is een Canadese feestdag) campings gaat zoeken blijkt het met dat rustgevende enigszins tegen te vallen. Vanochtend hadden we nog wel een reserveerpoging gedaan maar die was afgeketst omdat er een minimum van 24 uur vooraf werd gehanteerd. Na drie campings en even zo vele rode ‘full’-bordjes informeerden we naar alternatieven en kregen we het advies om naar een ‘overflow’-terrein te rijden en daar de nacht door te brengen. Dat leek ons verreweg de beste optie daar we alle vijf moe en hongerig waren en de koffers en rugzakken nog moesten worden uitgepakt en gesorteerd.
Goed, heb je eindelijk je camper onder begeleiding van je vrouw achteruit ingeparkeerd op het ‘overflow’-terrein, bedenk je je ineens dat je helemaal geen eten in huis hebt en dat je noodgedwongen met je hele hebben en houwen op zoek moet naar een supermarkt. Petra wilde nu achter het stuur en kreeg terstond de vuurproef in het drukke en opgebroken Banff waar de straten smal en de parkeerplaatsen dun bezaaid waren. Eén RV-plaats zorgde voor grote verlichting.
Een supermarkt bleek een zeldzaam verschijnsel te zijn in Banff en degene die we uiteindelijk vonden kon de stroom aan (vakantie)bezoekers nauwelijks aan. Dit zijn van die momenten, in flagrante tegenstelling tot die van vanochtend in Calgary, dat je op de rand van een zenuwinzinking staat en de vakantie in stilte vervloekt. De kinderen bleven wonderwel prima gehumeurd, immuun voor het gemoed van hun ouders.
Vanaf zeven uur kon Peet eindelijk aan de slag met de inrichting van de camper en bekeek ik aan de buitenkant van de camper wat zich allemaal achter de kleppen en deurtjes bevond. Ietwat wijzer geworden wilde ik vervolgens een begin maken met het koken van een typisch Hollandse maaltijd wat werd gedwarsboomd door de afwezigheid van water. De toiletvoorziening op het terrein bestond slechts uit een bril en een stinkend gat en de kraan in de camper pompte alleen lucht. Mede-kampeerders hielpen ons uit de brand met een halfliterflesje, zodat er deze avond toch nog werd gegeten.
Tamar zocht daarna snel haar bed op boven de bestuurderscabine en viel als een blok in slaap. Van Norah hadden we hetzelfde verwacht/gehoopt maar die bleef vanuit haar bedje, dat stond opgesteld op de uitklapbank naast het tafeltje in het midden van de camper, net zo lang wakker tot Kristel naast haar middenzus ging liggen. En dat was veel spelletjes later…
Ik schrijf nu onder een nog brandend lampje (de generator is niet aangeweest) aan tafel terwijl het bijna 12 uur is. Peet ligt achter in de camper in bed en Norah ligt diep te slapen.
De eerste camperdag viel me niet mee, al zal ik achteraf zeggen dat dit soort dagen juist kleur geeft aan een vakantie. Toch zouden we het hogelijk waarderen als we morgenochtend wèl een camping met ‘vacancies’ vinden!


Zondag 5 augustus (Banff)


De geuite wens van gisteravond werd verhoord; op de eerste van de drie Tunnel Mountain-campings kregen we een ‘full hook up’-plaats 124 toegewezen.
De ochtend had al eerder een positieve impuls gekregen toen we, dankzij een voor de geest weldadige nachtrust, de knop voor de interne watervoorziening (water pump) vonden op het bedieningspaneel tussen keuken en toilet en er plotseling wèl water uit de kraan kwam. Ook de magnetron bleek te functioneren na het op vergelijkbare wijze aanzetten van de generator.
Op de nieuwe standplaats gingen we echter over op de aanwezige campingfaciliteiten, inhoudende leidingwatertoevoer en aansluiting op het elektriciteitsnet. De slang voor de waterafvoer was een metertje of drie te kort om de rioolput te bereiken, maar vooralsnog wordt het vloeibare afval van toilet enerzijds en keuken/douche anderzijds opgevangen in twee opslagvaten, waarvan het waterniveau kan worden afgelezen op het bedieningspaneel.
De camping is vrijwel volledig gevuld met grote caravans en campers, sommige met een auto aan de trekhaak, welke reuze van pas komt als je bijvoorbeeld nog even een doosje lucifers moet kopen.
Wij lieten de camper deze dag verder ook stilstaan en stapten bij de uitgang van de camping in de lijnbus naar Banff-centrum en de Gondola kabelbaan. Opnieuw stroopte het verkeer op in de stad wat een rechtstreeks gevolg is van de volledig afgesloten hoofdstraat Banff Avenue in het kader van het op 22,8 miljoen dollar geraamde project ‘Banff refreshing’.
Bij de kabelbaan was de wachttijd daarentegen verwaarloosbaar en kregen we vanuit de gondel, een gesloten glazen compartiment, binnen enkele minuten klimmen een imposant uitzicht voorgeschoteld op de uitlopers van de Rocky Mountains. Halverwege kwam de cabine tot stilstand, net lang genoeg om bewust te worden van de hoogte en de steilte en onaangename kriebels in de buik te krijgen. Een val op de rotsen zou geen pretje zijn…
Boven uitgestapt werd je overvallen door zo’n uitzicht dat niet met foto of film is vast te leggen; de felle zon in de ongekend blauwe lucht bescheen de grijze afgevlakte bergtoppen en in het relatief donkere dal kwam de troebele groenblauwe kleur van de slingerende Bow River extra tot uitdrukking.
Vanaf de kabelbaan was er een ongeveer 1 kilometer lang houten pad aangelegd met vele traptreden naar de top van de Sulphur Mountain. Ongeschikt voor een buggy, dus besloten we de wandeling in twee etappes te doen. Terwijl Tamar en Peet onderweg waren kochten Kristel en ik cola en koffie, viel Norah in slaap en genoot ik op het terras van het overweldigende landschap èn van de genadeloze onthullingen die het daglicht deed op de bepoederde of gerimpelde gezichten.
De frisse berglucht nodigde uit om ingeademd te worden, dus gingen we niet in de gondel maar lopend terug over een ook per buggy redelijk begaanbaar pad, bergafwaarts gesproken. Aan het begin van de route werden we een aantal keer plezierig verast door kleine speelse grondeekhoorns, waarvan er 1 een bovenmatige interesse toonde voor Norah door vlak voor de buggy op twee poten te gaan staan en met de voorpoten trappelend te groeten. Norah zwaaide daarop vrolijk terug, vereerd als ze was door de persoonlijke aandacht. Naarmate de afdaling vorderde nam het geklaag van Tamar toe, wat na vijf kwartier, ondanks de opbeurende woorden van haar moeder, leidde tot een hartverscheurende huilbui.
Na haar als een soort laatste redmiddel op mijn nek gezet te hebben was ze na een paar minuten weer die andere, vrolijke Tamar die lachend het haar van haar vader misvormde tot glijbaan of hanenkam. Kristel zei op dit moment ‘best van bergwandelen te houden maar dat ze toch erg blij zou zijn als we bij het einde waren’. Norah gaf geen kick vanuit haar prinsessenzetel.
De finish werd na anderhalf uur (7 km) bereikt met als beloning een hoorntje met ijsbol op een terras naast het warmwaterzwembad. Helaas moesten we daarna lang wachten op de bus, die ook nog eens in de Banff-file terechtkwam. Daardoor hadden we wel goed zicht op een hert met groot gewei die in een tuin stond te grazen, een beeld dat in de drukke stad een surrealistische vorm had. In het centrum kochten we ansichtkaarten, fudge en dagelijkse spullen om vervolgens weer precies de bus te missen.
De bushalte bevond zich voor het hotel waar Petra vier jaar geleden tijdens een congres de nachten doorbracht. Behalve dat de hoofdstraat toen nog niet opgebroken was viel haar een ander verschil op, te weten de grote Japanse aanwezigheid op straat en in de winkels; zelfs de teksten in de souvenirwinkels waren er op aangepast.
Bij terugkeer in de camper was het reeds acht uur, zodat de macaroni meteen in het water werd gekieperd. Het resulterende avondmaal kon alleen Tamar niet bekoren, maar dat is onafhankelijk van smaak, tijdstip of land.
Na deze dag hebben we wel het comfortabele gevoel dat we gesetteld zijn en de campervakantie echt is begonnen. Heerlijk!


Maandag 6 augustus (Lake Louise)


De koude, stille nacht hield alle drie de meiden prettig tot bijna negen uur in bed.
Na het ontbijt stapten Peet, Kristel en Tamar met twee tassen vuile was in de Transitbus om in Banff een wasserette te bezoeken en kreeg ik tijdens Norah’s slaapuurtje zowaar eens de gelegenheid om een paar hoofdstukken van Harry Potter te lezen.
Rond lunchtijd werd het gezin herenigd, drie Canadese knuffels rijker; ooit meegemaakt dat drie vrouwen zonder aankopen terugkomen uit de stad? De bewolkte frisse ochtendlucht had inmiddels plaatsgemaakt voor aangename zonnestralen, zodat de lunch buiten aan de tafel naast de camper genuttigd kon worden. De typische campingsfeer bleef echter achterwege vanwege al die, grotendeels ogenschijnlijk verlaten, rijdende huizen om ons heen.
Vanmiddag stond Lake Louise op het programma welke reis vertraagd werd door de iets te enthousiast handmatig vastgedraaide huls van de watertoevoer. Het had het druppelen dan wel verholpen, maar nu was er geen beweging meer in het stuk ijzer te krijgen. Een verstokte RV-kampeerder met gereedschap bood uitkomst.
Via de parallel aan de M1 gelegen Bow Valley Parkway gingen we tenslotte toch op weg naar Lake Louise. Dit bleek een rustige, smalle en heuvelachtige route dwars door een naaldbomenbos te zijn waarop we na een kilometer of tien stuitten op een groep stilstaande auto’s aan beide kanten van de weg. Daarnaast stonden de inzittenden naar een vast punt in het bos te staren, wat ons meteen deed denken aan al die sterke berenverhalen. We parkeerden de camper en Petra en Kristel gingen een kijkje nemen. Tamar durfde de mogelijke confrontatie met een beer niet aan en leek er ook geen spijt van te hebben dat ze op deze manier twee luierende elks (rendieren) misliep. Na zo’n ervaring ben je als chauffeur gespitst op meer overstekend of liggend wild wat meestal inhoudt dat je niks meer ziet. Dat klopte.
Bij Lake Louise krioelde het bij de grote parkeerplaats van personenauto’s en campers en besloten we na een aantal minuten vruchteloos rondjes te hebben gereden, waarbij we nog bijna een fout geparkeerde camper een zwieper gaven, om het negen meter lange gevaarte 500 meter terug op een rustige plek te parkeren.
Direct achter de massa auto’s liep je pardoes aan tegen mogelijk 1 van de mooiste uitzichten van Canada. Boven een groot witblauw meer stak de donkergroene naaldbomengordel af tegen een bergtop met gletsjers. Een plek bij uitstek geschikt voor het schieten van foto’s, zeker als je dochters alledrie hun paarse T-shirt met eigen naam dragen. Om Tamar na de lange moeizame afdaling van gisteren te ontzien zagen we af van een wandeling rondom het meer. Nu klaagde ze echter over de korte duur van ons verblijf aan het meer en dat het stom was dat we er niks gingen doen. Wilde ze zwemmen, fietsen, glijden? Het bleef onduidelijk.
Na Lake Louise reden we een twintigtal kilometers terug naar het volgende fascinerende vergezicht bij Lake Moraine. Hier staken een vijftal bergtoppen uit boven het meer en kon je als extraatje via boomstammen op het water bij een heuvel komen die je over soms gevaarlijk losliggend puin kon opklauteren. Kristel en ik lieten dat buitenkansje niet onbenut.
Weer aangekomen bij de camper viel ons oog op de afbeelding op de achterkant. Toevallig ook vijf bergtoppen. Het zal toch niet… Dus kijk je even om, vergelijk je de twee beelden en kan je maar tot 1 conclusie komen: we hebben Lake Moraine dubbel!
Op de M1 naar Banff fabriceerde de laagstaande zon lichtgrijze bergtoppen die mooi contrasteerden met de helblauwe lucht. Als je dan naast je de Bow River ziet stromen kom je in een soort trance terecht welke uren zou mogen duren.
Dat dachten we niet direct bij de goederentrein waar we in Banff voor moesten wachten, die liefst 113 coupés op sleeptouw had. Het gaf opnieuw aan dat in Canada alles groter lijkt dan bij ons.
Op de camping zette Peet zich achter het fornuis en gingen Kristel, Tamar en ik intervallen trainen, begeleid door onregelmatig klinkende claxongeluiden vanuit de camper waar Norah met een brede lach achter het stuur zat toe te kijken. Ze legt nog niet de link tussen de toeter en het leunen tegen het stuur, getuige haar vaste schrikreactie.
’s Avonds weigerde ze te gaan slapen terwijl de andere vier gezinsleden gezellig spelletjes aan tafel deden. Pas toen haar zussen de ladder op waren gegaan en de gordijntjes hadden dichtgeschoven liet ze zich niet meer zien boven de rand van haar bedje.


Dinsdag 7 augustus (Icefields Parkway)


Ergens in de nacht schrok ik wakker en meende ik de camper af en toe heen en weer te voelen gaan. Naast me lag Peet in diepe rust en de kinderen gaven ook geen kik. Na een nieuwe schok begon ik te vrezen voor ongewenst bezoek, daar ik me herinnerde dat we binnen achter de deur een vuilniszak met etensresten en luiers hadden neergezet. Toen ik vervolgens het handvat van de gesloten deur hoorde klikken was ik ervan overtuigd dat er een beer om onze camper snuffelde. Het idee dat Norah direct achter het dunne deurtje sliep maakte me er niet rustiger op, wat ik voldoende reden vond om niemand anders deelgenoot van deze ervaring te maken en maar te hopen dat de rust zou weerkeren. Dat gebeurde, maar het duurde lang voor ik mijn slaap had hervat.
De volgende ochtend twijfelde ik over de nachtelijke waarnemingen, maar de krassen aan de buitenkant van de deurknop spraken duidelijke taal, waarop Peet verontwaardigd uitriep dat ze wakker gemaakt had willen worden.
Half tien verlieten we camping Tunnel Mountain met Jasper als volgend doel. Bij Lake Louise stopten we bij een benzinestation waar we ruim 150 liter benzine moesten tanken om de 600 reiskilometers te compenseren. Sta je met je zogenaamde goede milieugedrag.
Daarna draaiden we de M93 op, beter bekend onder de naam ‘Icefields Parkway’, geprezen in alle toeristische boeken en folders. Tijdens de gehele rit kwam je inderdaad ogen te kort om het ruwe, vrijwel ongeschonden (onmogelijk in de Alpen) berglandschap te overzien. Tegen beter weten in probeerden we Kristel en Tamar ook te enthousiasmeren voor de schoonheid van deze Rocky Mountains, want ze hadden het eigenlijk veel te druk met lezen en kleuren aan de campertafel. Ook Norah wist zich tussen haar slaapmomenten door redelijk te vermaken.
We maakten drie stops op de M93 voor een korte wandeling, te beginnen bij de kort na elkaar gelegen meren Bow Lake en Peyto Lake, waar de achtergrond werd beheerst door tientallen meters dikke ijsmassa’s van gletsjers. Op laatstgenoemde plek stond op een informatiebord dat er hier gemiddeld zes meter sneeuw per jaar valt en dat dat 9 maanden blijft liggen.
We bevonden ons dan ook op de boomgrens (timberline) op 2100 meter hoogte, wat tevens de koude augustuswind bij het uitzichtpunt verklaarde.
De mooiste stop lag vlak achter de Sunwapta Pass bij het ‘Columbia Icefields Interpretive Centre’, waar drie dikke gletsjers samenkomen en een enorm ruimte-effect gecreëerd wordt door de ervoor liggende grijze massa van gruis en rotsen. Eerst bezochten we het Centre zelf waar een bordje bij de ingang aangaf dat de gletsjer in 1850 nog tot hier reikte, zodat ie zich in 150 jaar al zeker een kilometer had teruggetrokken. Binnen krioelde er een massa toeristen, lezend over de historie van dit gebied, souvenirs kopend en patat- en burgeretend, welke ingrediënten vandaag ook de basis vormden van onze lunch.
Vervolgens reden we het stuk waar de gletsjer bijna 100 jaar over had gedaan (bordje 1942) in drie minuten met de camper en liepen we vanaf daar naar het begin van de ijsvorming (virtueel bordje 2007) over een golvend rotsig pad dat voorheen aan het oog onttrokken werd door meters ijs. Kristel en ik liepen een stukje (2012?) de ‘sneeuwrivier’ op die op onze profielloze schoenen snel glibberig werd wat gecombineerd met de dieper wordende spectaculaire smeltwatergeulen verder lopen onverantwoord maakte.
Op het informatiebord lazen we dat de gletsjer nog zo’n 100 jaar te leven heeft, waarna het waarschijnlijk veranderd zal zijn in een zoetwatermeer. Dat heb je dus al sinds 1850 aan kunnen zien komen en toch wordt het broeikasverhaal van Al Gore door velen vernieuwend genoemd.
De koude wind die bij de gletsjer stond had een loomheid over me gebracht die vergelijkbaar was met die van na het schaatsen op natuurijs en ronduit hinderlijk was tijdens de laatste honderd kilometer rijden naar Jasper in een omgeving die het dromerige bewustzijn eerder bevorderde dan bestreed.
Gelukkig bereikten zonder brokken te maken camping Wapiti, vier kilometer ten zuiden van Jasper, waar een plek met elektriciteit bleek te zijn voor een RV, terwijl dat vanochtend bij ons telefonische reserveringsverzoek nog glashard werd ontkend. Weliswaar kwamen we op een saaie parkeerplaats te staan op een verder aantrekkelijk ogende tentencamping, maar verre te prefereren boven een full hook up plek in Hinton, zeventig kilometer oostelijk van Jasper, waarvoor we abusievelijk hadden gereserveerd.
In Jasper deden we nog inkopen, waaronder wijn en bier dat er tot nog toe bij ingeschoten was omdat ze in Canada geen alcohol verkopen in supermarkten en het bij ons niet is ingeprogrammeerd om apart naar een slijterij te gaan. Op de RV-parkeerplaats ontdekten we dat de linkerachterkant van onze camper geschampt was door een of andere onverlaat, zonder achterlating van een berichtje. We vonden de schade echter niet noemenswaardig genoeg om Cruise Canada hiervan in kennis te stellen.
’s Avonds probeerden we sfeer op het campingparkeerterrein te creëren middels het nuttigen van een biertje, het spelen van het merkwaardige renspelletje ‘Polo!’ en het bij ondergaande zon en dampende koffie nababbelen over deze indrukrijke dag.
De nachtrust voer er wel bij.


Woensdag 8 augustus (Jasper)


Het was half tien eer Tamar en ik slaapdronken uit bed stapten, half meeluisterend naar het telefoongesprek tussen Peet en opa Vos, die net op het punt stond om aan het avondeten te beginnen en meldde dat onze tuin in volle bloei staat en Quibus geniet van zijn ongebruikelijke dagelijkse kambeurt.
Niet gehinderd door haast startten we in de camper een spelletjeswedstrijd, deze ochtend bestaande uit dr Bibber, Valkuil en Yahtzee, wat in de hand werd gewerkt door de grijze regenachtige omstandigheden en de treurig stemmende wolkenpartijen voor de bergtoppen. Dat laatste was reden om de nabije kabelbaan vandaag niet te bezoeken en in plaats daarvan naar Lake Maligne (spreek uit Malien) te rijden, zo’n 50 kilometer voorbij Jasper.
Voor we de camping afreden dumpten we ons vuile en tankten we schoon water op de centrale RV-plaats om even later opnieuw oponthoud te hebben in de vorm van een groep overstekende witstaart-herten, gadegeslagen door een grotere groep (camper)toeristen. Norah viel in de rijdende camper voor het eerst vandaag in slaap wat voor ons directe aanleiding was om zonder stop door te rijden naar het meer. Onderweg veel naaldbomen en veel waarschuwingsborden voor overstekend wild, maar opnieuw bleken het loze waarschuwingen; we gaan toch niet terugkeren in Nederland zonder oog in oog te hebben gestaan met een wilde Canadese beer?
Wel bood de rit weer fraaie, soms mysterieus versluierde, vergezichten met onder meer het rustieke Lake Medicin op de voorgrond. Aangekomen bij Lake Maligne was het inmiddels licht opgeklaard, wat niet wegnam dat er truien, vesten en jassen moesten worden aangerukt om een wandeling comfortabel te houden. Achter de wegtrekkende wolken kwamen bergtoppen tevoorschijn bedekt met verse witte tapijten, waarmee we een bevestiging kregen dat de vorstgrens nabij lag. De enige attractie hier was een boottochtje rond het meer van anderhalve uur waarvoor we geacht werden 110 dollar neer te tellen.Die ons inziens exorbitante prijs voor een rondvaart verklaarde mogelijk dat onder hen die wel aan boord gingen een hoog percentage Japanners zat.
Terug naar Jasper kruisten twee grote hoornschapen ons pad, die zo veel overeenkomst vertoonden met onze eigen geiten dat ze niet teveel ophef verdienden. De regen kwam nu met bakken uit de hemel en gezien het weerbericht dat we toevallig oppikten van een lokale radiozender zou dat de komende dagen wel eens regel kunnen zijn. De omstandigheden waren er debet aan dat we de camper parkeerden bij brug 1 van de Maligne Canyon en bruggen 2 tot en met 6 van de wandeling van 3,7 km links lieten liggen.
Zo’n tienduizend jaar geleden heeft er in deze streek een aardverschuiving plaatsgevonden waardoor de rotsen onder de rivier doormidden braken en er een kloof ontstond die met het verstrijken der jaren dieper is geworden. De kracht van de rivier schijnt in de beginjaren, toen deze nog gevoed werd door gletsjers, veel groter te zijn geweest, maar er resteert nog steeds een machtig waterspektakel; op vijftig meter diepte zie je de stroom langs de harde rotsen schuren die langzaam maar zeker de strijd verliezen. Zelfs de meiden toonden enige tijd belangstelling voor dit natuurverschijnsel.
In Jasper leverde een jacht op campingattributen badmintonrackets, een frisbee en een voetbal op. Die hadden we graag snel uitgeprobeerd ware het niet dat een locomotief ons net voor was. In een laag tempo passeerden er liefst 149 wagons aannemende dat Kristel en ik correct zijn blijven tellen. Dat komt toch ergens in de buurt van een kilometer trein.
Voor de macaroni, het favoriete maal van Norah, verkende ik het campingterrein middels het twee keer rennen van een rondje van vier kilometer, waarmee is aangegeven dat ook de campings groot zijn in Canada. Na het eten belandde een shuttle op het onbereikbare camperdak van de buren, won het voetbalteam van Canada met 2-1 van Nederland en groeide een klein zakje maïs uit tot een volle wok popcorn.
Nu (11 uur) slaapt het kroost, heeft Petra het eerste boek van de volgens Kristel erg spannende ‘bende van de Korenwolf’ uit en moet haar van het hart dat ze het helemaal niet erg zou vinden als ik gedetacheerd werd naar Calgary, hebben we net een hele zak chili garlic chips en een fles rode wijn naar binnen gewerkt en is Nederland letterlijk en figuurlijk mijlenver weg.


Donderdag 9 augustus (Verrassing)


Een rumoerige, koude nacht waarin om drie uur eerst Norah ontwaakte die met een extra vest gelukkig snel weer in slaap viel en kort daarna een van de grote zussen. Gezien de vaste tred waarmee ze naar het toilet liep en het afwezige geklaag concludeerden we dat het Kristel was.
Na het wc-bezoek duurde het opmerkelijk lang voor we haar het trapje naar de slaapruimte hoorden opgaan, terwijl ze hoorbaar in beweging was, dus informeerde Peet: ‘Kristel, wat doe je?’. Het antwoord klonk onverwachts helder en fel: ‘Nóu, dat mogen jullie niet weten en straks zijn jullie eerder wakker dan wij!’.
Helemaal overvallen werden we trouwens niet door haar actie omdat Peet haar gisteravond in bed al hadden horen smoezen met Tamar over een verrassing. Tamar bleek toen over een voorspellende gave te bezitten door Kristel te waarschuwen dat ze daar niet vóór vijf uur voor wakker gemaakt wilde worden; alsof ze ook maar enig beeld had bij dat tijdstip :-).
Peet had wel een beeld bij de op handen zijnde verrassing en had ’s avonds uit voorzorg al ontbijtbordjes vanuit de hoge wandkast op het tafeltje gezet.
Enfin, toen we om een uur of negen het slaapkamergordijn naar de leefruimte opzij schoven reageerden we natuurlijk erg opgetogen op het surprise-ontbijt, bestaande uit cake, kaasbagels en broodjes, dat we op tafel aantroffen. Als klap op de vuurpijl kregen we een aantal met volle overgave uitgevoerde K3 en Kus-voorstellingen voorgeschoteld, waarmee de laatste kou uit de camper werd verdreven. De ochtendtemperatuur was namelijk van dien aard geweest dat we wat actiever naar het ‘furnace’ hadden gezocht en hem na de vondst een uurtje hadden laten draaien richting kamertemperatuur.
Na de lunch reden we naar de Whistlers kabelbaan, bekend onder de naam Jasper Tramway. Bij aankoop van de tickets werden we er op gewezen dat het zicht aan de top nihil was, wat ons er niet van weerhield om in de cabine te stappen en zo het aantal reizigers meteen te verdubbelen. Vlak voor de top veranderde het grootse uitzicht in een benauwende grijze deken, die bij uitstappen verre van verwarmend aanvoelde. Leuk nevenverschijnsel was de vers gevallen zomersneeuw die we hier aantroffen en waarmee goede ballen gekneed konden worden. En zowaar, na enkelen minuten trokken de mistflarden langzaam op en kregen we de nu ruim belegde sneeuwtoppen van de Rocky Mountains in het gezichtsveld.
Eerst Kristel en Peet en vervolgens ik zelf maakten een korte wandeling over een kale met stenen en rotsen bezaaide heuvel om het uitzicht nog weidser en imponerender te maken. Op de top probeerde ik het geheel op me in te laten werken terwijl het oorverdovend stil was. Van de zuidoostelijke tot aan de noordelijke horizon vertoonden zich tientallen half in de wolken verscholen bergtoppen en in het zonovergoten reusachtige dal lagen Jasper en een aantal meren in miniatuurvorm tussen het donkergroen van de naaldbomen. Op dit soort momenten word je, wat zal ik zeggen, een tikkeltje melancholisch…
In Jasper werden we teruggeworpen in de harde realiteit van de Canadese goederentreinen, waarvan we het aantal wagons niet meer tellen en de passagetijd steevast ruim 10 minuten is.
De laatste activiteit in Jasper National Park was een bezoek aan de Athabasca Falls, dertig kilometer zuidelijk van Jasper. De ritten ernaar toe (Highway 93) en terug (93A) spraken eigenlijk meer aan dan de waterval, die de Maligne Canyon niet kon overtreffen, alhoewel Norah een duidelijk zichtbare belangstelling aan de dag legde voor het watergeweld; mogelijk blijft er in haar onderbewuste toch nog wat hangen van deze wereldreis.
Bij Kristel en Tamar zullen er zeker herinneringen blijven al begonnen we ons bij het schrijven van de ansichtkaarten wel af te vragen in hoeverre die positief gekleurd zijn. Tegenover de hoeveelheid ‘ik-mis-je-teksten’ kwamen de vele opgedane Canadese ervaringen er namelijk zeer bekaaid vanaf. En juist die ene zeer gewenste, het zien van een beer, heeft zich nog niet voorgedaan.
Nou ja, we hopen dat ze eenmaal weer in Nederland met weemoed terugdenken aan de familie in Hamilton en de trektocht met de camper.


Vrijdag 10 augustus (Vanderhoof)


Vandaag stond de langste rit van de vakantie gepland van Jasper in westelijke richting naar Prince George. Op de centrale los- en laadplaats voor campers maakten we al vroeg op de dag kennis met de eigenaardige gebruiken van de gevorderde camperbezitter. Die blijkt de afvoerslang alleen beet te pakken met (gedesinfecteerde?) plastic handschoentjes en geeft die slang na het lozen van het afvalwater een grondige interne èn externe wasbeurt, ogenschijnlijk zonder acht te slaan op wachtende campinggenoten. Hier paste slechts één diagnose: smetvrees.
Rond tien uur stuurden we de Cruise America C30-camper de snelweg op om al gauw bij de grensovergang van Alberta en British Colombia een uur terug te gaan in de tijd, waarmee het tijdverschil met Nederland was opgelopen tot negen uur.
Inmiddels waren we het Nationale Park uitgereden en arriveerden we na een uur bij de Mount Robson (3954 m), het hoogste punt van de Rocky Moutains. Helaas verstopte de top van deze bergreus zich achter een wolkendek wat zelfs de kwistig fotograferende Petra deed twijfelen over het nut van digitale vastlegging :-).
Voorbij de Mnt Robson worden de bergen beduidend lager en verandert de Yellowhead Highway in een weg, die vrijwel exact voldoet aan het beeld dat mij vooraf telkens werd voorgehouden als ik het over Canada had: rustig, ruim en eindeloos. Waar anders vind je een bordje dat je attendeert op je brandstofvoorraad omdat het eerstvolgende benzinestation zich pas over 202 kilometer aandient? In Mc Bride tankten we dus (150 liter na 600 gereden km) om daarna tot aan Prince George alleen wat verloren boerenwoningen te ontwaren. Het was goed verklaarbaar dat Kristel in dit gedeelte van de reis werd overvallen door heimwee.
Een kilometer of 100 voor Prince George lunchten we bij een riviertje en een speeltuin waar vooral Norah hard aan toe was. Zij zit in de autostoel met haar voeten ter hoogte van het tafelblad en ontbeert eigenlijk elke bewegingsvrijheid, daar waar Kristel en Tamar nog eens op en neer kunnen lopen naar het toilet. Voordeel is wel dat ze de slaap die ze deze vakantie voortdurend tekort komt in de rijdende camper enigszins kan compenseren.
Na de lunch kroop Peet achter het stuur en stapte ik al snel over naar het middenverblijf omdat Kristel geen zin had in het door Tamars voorgestelde oorlogje en ik een dreigende ruzie, deels ook uit eigen verveling, dacht te kunnen voorkomen door zelf mee te gaan doen aan het kaartspelletje. Juist toen werd er vanuit de bestuurdersruimte geschreeuwd dat er snel een foto gemaakt moest worden, waarop vier paar ogen verschrikt die kant opkeken. En daar zagen zij een zwarte beer rustig de weg oversteken naar de rechterberm, waar vanuit hij schichtig achterom keek naar de passerende camper met de nieuwsgierige mensengezichten. De beer was verdwenen in het groenbruine bos alvorens een foto geschoten kon worden maar hij lag voorgoed vast op het netvlies van minimaal vier inzittenden. Kristel was zó opgetogen over deze gebeurtenis dat haar hele vakantie meteen geslaagd leek: ‘Ik ben vast de enige die wel eens een beer in het wild heeft gezien, denk je niet papa?’. Tamar hoopte plots nog veel meer beren te zien, terwijl ze voorheen buikpijn kreeg bij alleen al de gedachte eraan. Eigenlijk had ik zelf ook een andere voorstelling gehad bij een wilde beer, want dit zwarte exemplaar had meer weg van een lieve grote hond. Al met al was de dodelijk saaie Yellowhead Higway ineens gepromoveerd tot een hoogtepunt van de vakantie. Na bijna 500 km stopten we om half vijf bij Daves RV park, net voor het plaatsje Vanderhoof.
Er was plaats genoeg (full hook up) op deze gemoedelijke camping waar op elke plaats een vuurkorf stond voor een barbecue. Het triggerde ons om in de supermarkt de ingrediënten voor zo’n barbecue in te slaan met de hoop dat het morgen niet zo koel en bij vlagen regenachtig zou zijn als vandaag.
Deze avond stonden er bloemkool, aardappels en vegaburgers op het menu. Later met de meiden ge(paaltjes)voetbald. We hadden zeker lol maar ik heb toch sterk het vermoeden dat jongetjes meer aanleg voor deze sport hebben.
Misschien mag ik het ooit nog als opa ervaren ??


Zaterdag 11 augustus (Fort St James)


IJskoude natte nacht, waarin ik veel te vroeg wakker werd en pas om een uur of zes besloot om de thermostaat te gaan checken. Toen deze nog maar 10°C aan bleek te geven zette ik de straalverwarming meteen op maximaal en dacht ik met enig mededogen aan eventuele tentkampeerders, die het zonder deze kunstgrepen moesten zien te rooien.
Overdag knapte het weer op en konden Kristel, Tamar en ik onze krachten gaan meten op de op de camping gelegen minigolf-grasbaan. Meest memorabele moment vond plaats op de derde van de negen holes waar een ‘Western Toad’, omschreven als een ‘species at risk’ in een krantje over wildleven in deze regio, zijn gezicht liet zien. Opmerkelijk genoeg hadden we deze kikkersoort een half uurtje eerder ook al bij de camper gezien; hoezo zeldzaam?
Vandaag gingen we in Fort St James kijken, zestig kilometer noordelijk van Vanderhoof en volgens de boekjes de oudst ononderbroken bewoonde Europese stad aan de westkant van de Rocky Mountains. De tweede zwarte beer kruiste onderweg ons pad, die net als zijn voorganger te snel in het bos verdwenen was voor de fotograaf.
Het stadje Fort St James bestaat grotendeels uit blokhutten, die bij mij associaties opriepen met westerns en aan de stad een armoedige uitstraling geven. De reden van ons bezoek betrof echter het historische park dat in 1806 als handelspost in vachten werd opgericht door Simon Fraser en tot 1952 actief in gebruik was. Het park is nu een weergave van hoe het er eind 19e eeuw uitzag en herbergt niet meer dan een handvol huizen, een informatiecentrum en een verlaten steiger over het Stuart Lake.
Zo opgeschreven klinkt een bezoek aan het fort min of meer als een straf voor jonge kinderen, maar dat viel bij nader inzien erg mee; in het ‘algemene pakhuis en pelsopslag’ werden de bezoekers ontvangen door dames in originele klederdracht, die uitleg gaven bij de uitgestalde dagelijkse goederen (potten en pannen) en opgehangen bever-, vossen- en berenvachten, welke ‘kindvriendelijk’ zacht aanvoelden. Ze lagen in principe klaar voor verscheping naar Victoria op Vancouver Island.
In het Men’s House werd geheel conform de traditie de man in de watten gelegd, of beter in een ligstoel inclusief het genot van een fles whisky en pijptabak. Dat was vroeger…
Bij de ingang hadden Kristel en Tamar een konijnenvachtje meegekregen, waar Norah van Tamar niet te hard aan mocht trekken omdat het konijn dan nòg meer dood zou zijn, dat ze in het handelshuis mochten verhandelen tegen een x-aantal bevervellen. De onderhandelaar begon eerst Kristels konijnenvacht af te kraken en bood haar vervolgens 12 bevervellen, waar ze direct verheugd (12 is immers meer dan 1) mee akkoord ging en zo het vraag- en biedspelletje in de kiem smoorde. De werkelijke eindopbrengst was een hedendaags snoepje. Het Murray House werd ooit bewoond door de chef van de post en nu kwam een zalig weeïge lucht ons tegemoet vanuit de keuken. Een bakkersvrouw bakte er kaneelbroodjes in een houtoven waarvan we er ook een viertal bestelden. Terwijl de broodjes werden klaargestoomd vonden we op een nabij grasveld een doos met oude houten (kinder)spelletjes: stelten, ballenvangers met touwtje en bal en hoepels met bijbehorende stokken (je moet hierbij twee stokken kruislings in de hoepel houden en hem met een zijwaartse armbeweging de lucht in gooien om vervolgens de hoepel van je medespeler weer met de stokken op te vangen) deden Koninginnedag weer even herleven.
In het informatiecentrum lazen we nog dat voordat de Europeanen hier hun cultuur opdrongen het gebied toebehoorde aan de Indianenstam Careers, die hun naam dankten aan de weduwen die de as van hun mannen met zich meetorsten. Veel meer stond er over de gebruiken van deze stam niet vermeld terwijl me die als Europeaan nu juist wel intrigeren.
Het was vandaag een prima dag voor een barbecue, zodat Peet bij terugkeer op de camping meteen het vuur begon aan te maken en ik na een duurloopje (geen beren op de weg) kon aanschuiven aan tafel voor vis, vegaburgers en broodjes. Norah verbeterde tussen de bedrijven door haar losse-stapjes-record en zette het tot groot enthousiasme van haar grote zussen op vier.
Nadat het vuur zijn barbecuefunctie had vervuld barstte korte tijd later een onweersbui los met als gevolg een vroeg invallen van de duisternis en een opkomende vermoeidheid bij alle Y13360 camperbewoners, waardoor de jongste drie al voor negenen sliepen, een unicum deze vakantie.


Zondag 12 augustus (Kitwanga)


Het opstaan werd vergezeld door vallende druppels op het camperdak en hangende druppels eronder in de slaapruimte van de twee meiden. Ze leken er gezien hun lange slaap niet onder te lijden al toonde Tamar zich in de avond wat ontheemd door in haar slaap huilend om haar speelgoed te vragen.
Vandaag gingen we verder westwaarts en bleef het de eerste uren afwisselend hard en zacht regenen, wat het uitzicht zeer beperkte; gelukkige bijkomstigheid was dat het landschap hier ook veel minder te bieden had dan de afgelopen week.
Pas na de noodgedwongen overdekte lunch werd de bewolking minder dik en verdween het getik van de regen tegen raam en dak. Een kilometer of veertig na Smithers, toen de besneeuwde toppen van de Coast Mountains zich zelfs lieten zien, stopten we langs de Bulkley River in Moricetown. De rivier vertoont op die plek een sterke versmalling met als gevolg een korte krachtige waterval. Extra attractie in de maanden juli en augustus zijn de zalmen, die op weg van zee naar paaigebied hier tegen een serieus obstakel aanzwemmen. De drang om te paren in een ‘rustige’ omgeving blijkt erg groot te zijn; aan het begin van de sterke stroomversnelling onder een brug zie je hele scholen langs de zijkanten stroomopwaarts zwemmen, steun zoekend bij de rotsen, terwijl in het midden vele voorgangers na een vruchteloze poging zijn teruggeworpen en weer aansluiting moeten zoeken aan de achterkant van de zalmfile. Enkele tientallen meters verderop bruist de rivier het sterkst en zie je bij vlagen een zwarte flits van een gelanceerde zalm verschijnen boven het witte schuim. Toch schijnen de zwoegende zalmen in meerderheid de hindernis uiteindelijk te nemen als ze niet de pech hebben gehad om bijna aan het einde door een Indiaan aan de haak geslagen te zijn. Hij heeft als autochtone bewoner als enige permissie om de zalmen te vangen en is daarbij wel zo sportief om dat niet aan het begin van de stroomversnelling te doen, waar de zalm letterlijk voor het oprapen ligt. Desalniettemin vond Kristel de hele aanblik maar zielig voor de zalmen en wilde weten of ik ze wel eens at. Dat beaamde ik, maar als overtuigd niet-vleeseter voelde ik me verplicht om er aan toe te voegen dat ze vóór de vangst toch een mooi leven hadden gehad.
Na Moricetown was het nog een half uur rijden naar de geplande camping in Hazelton, welke route op het einde over een eenbaansbrug voerde, die op zo’n honderd meter hoogte boven de Buckley River een prachtig zicht op het dal gaf voor de bijrijder(s). Helaas bleek de camping al vol te staan met campers, zodat we het beroemde Indianengebied snel weer verlieten om een half uur verder westwaarts neer te strijken op een RV park in Kitwanga. Dit laatste deel van de reis kon qua schoonheid de vergelijking aan met de reizen door de Nationale Parken van Banff en Jasper. De bergen zijn bijna een kilometer lager waardoor het groen het grijs overheerst en het dal is minder uitgeslepen wat een meer Europese sfeer oplevert.
Cassiar RV Park heeft een vijftigtal plaatsen en een Nederlands sprekende campingbaas, waarmee is aangetoond dat de Nederlands emigrant niet per definitie aan de oostkust van Canada terechtkomt.
Na de registratie maakten we onderhand volgens traditie de gang naar de supermarkt om terug op de camping de macaroni met rode saus en tonijn te bereiden en te verorberen.
Als avondvertier hadden we een wandeling door het achter de camping gelegen bos in gedachten, maar voor we daar waren werden we door een Amerikaans echtpaar, dat ons op het wandelpad tegemoet kwam, met klem afgeraden verder te lopen vanwege de zwermen agressieve musquito’s die daar rondvlogen. Na kort beraad besloten Kristel en Peet het advies aan hun laars te lappen. Teruglopend naar de camping vroeg Tamar me bezorgd of je van die muggen dik werd. Even vatte ik haar vraag niet totdat ik me herinnerde dat het echtpaar flink aan de maat was geweest. Ze had die dikke Amerikaanse buiken dus gekoppeld aan haar eigen vaak grote muggenbulten en geconcludeerd dat heel véél muggenbeten op je buik wel eens zo’n forse bobbel teweeg zouden kunnen brengen. Soms is het jammer om fantasieën te weerspreken…
Kristel en Petra kwamen een kwartier later terug bij de camper zonder dikke bulten maar mèt bosbessen en frambozen.


Maandag 13 augustus (Totempalen)


De vader had deze koude ochtend de gelukkige ervaring om even met vier warmtezoekende vrouwen in bed te mogen liggen. Later in de ochtend stond ook bij hem, lopend naar het campingtoilet, het kippenvel op de armen, welke echter abrupt verdween zodra de schaduw overging in krachtige zonnestralen.
Dat aangename gevoel, in combinatie met het visuele genot van de sneeuwtoppen van de ‘seven sisters’ die prachtig afstaken bij de prikkelende helblauwe lucht, moet haast wel een efficiënter antidepressivum zijn dan Prozac.
Blijkbaar dacht Norah er net zo over, want zij bleef de hele ochtend vrolijk rondkruipen bij haar voet- en handballende zussen en weigerde zich over te geven aan de slaap.
Uiteraard was ze meteen vertrokken naar dromenland toen de camper om half twaalf in beweging kwam.
Die stopte alweer vijf kilometer verderop aan de noordoever van de Skeena River bij een tiental bewoonde hutten en twaalf totempalen, variërend in lengte en aantal gekerfde figuren. Mijn eerste kennismaking met totempalen dateert uit begin jaren zeventig in de vorm van Hiawatha-verhalen uit Donald Ducks. In mijn belevenis werd daarin nogal de draak gestoken met de Indianencultuur en zo’n serie stijve totempalen leent zich daar ook bij uitstek voor. Maar zo makkelijk als deze oude godencultuur bespot wordt, zo precair is dat bij andere net zulke oude en irrationele religieuze culturen, die onuitroeibaar lijken te zijn.
Ook onze volgende stop, Kitwancool, had volgens de reisboeken een hoog Indianengehalte. Dit plaatsje moest op twintig kilometer van Kitwanga liggen wat we na dertig kilometer noordwaarts tuffen, zonder een spoor van Kitwancool bekend te hebben, ernstig begonnen te betwijfelen. Op dat moment besloten we om te keren maar dat is met een negen meter lang vervoermiddel op een tweebaansweg zonder zijwegen makkelijker bedacht dan gedaan. Nog eens twintig kilometer verder richting Alaska (Cassiar Higway) zagen we pas gelegenheid om bij een zanduitrit de heilloze missie te stoppen.
Op de terugweg zagen we na dertig kilometer wel een afslag staan naar ‘Gitanyow’ en al gauw bleek dat dat plaatselijk dialect was voor Kitwancool. Op een terrein met een twintigtal totempalen en een paar houten huizen pauzeerden we een uurtje en wandelden we onder meer naar een lager gelegen riviertje. Bij het verlaten van het dorpje werden we ‘uitgezwaaid’ door lachende en ogenschijnlijk verbaasde kinderen, wat bij mij associaties opriep met soortgelijke ervaringen in Peru en Thailand. Toeristen vertegenwoordigen voor hen een andere wereld.
Midden in de middag arriveerden we weer op de camping en liepen Kristel, Tamar en ik op het gemak door naar speeltuin en supermarkt in het ‘centrum’ van Kitwanga. De uitbundig schijnende zon kweekte een loom zweverig gevoel waar ijsjes prima bij aansloten. En ook al deed het oranje waterijsje van Tamar haar vervolgens in tien minuten veranderen in een fervente aanhangster van het Nederlandse elftal en liet Kristel zich verrassen door de chocoladesaus van onder uit de hoorn waren ze eensgezind in hun oordeel dat de vakantie in Canada toch wel heel leuk was :-) .
Na de ergste ijsresten weggespoeld te hebben in het washok van de camping vonden we een gesloten deur bij de camper. Petra en Norah hadden kans gezien om er precies tijdens onze wasactie tussenuit te knijpen en waren zelfs al buiten gehoorafstand geraakt. De mannelijke schreeuw drong als eerste door tot het zich naar de speeltuin bewegende duo.
Verdere activiteiten? Hardlopen, badminton, voetbal, kruipen over steentjes tot de knieën openliggen, witte bonen in tomatensaus, frambozen plukken en de indoor-spelletjeswedstrijd.
Dit was typisch een vakantiedag waaraan je thuis met weemoed terug zult denken.


Dinsdag 14 augustus (Prince Rupert)


De reis van Kitwanga naar de Stille Oceaan (Prince Rupert) door ‘Beautiful British Colombia’ vond plaats bij een onbewolkte hemel en was inderdaad van buitengewone schoonheid. Rijdend langs de steeds imposanter vormen aannemende Skeena River kregen we, zoals Peet het uitdrukte, ansichtkaart na ansichtkaart te zien met veel groen, sneeuw, watervalletjes en rotspartijen. Terwijl ik onder deze paradijselijke omstandigheden wegdroomde achter het stuur had Peet zo haar eigen besognes getuige haar telefonische verzoek aan haar moeder om vlak voor onze thuiskomst (nog anderhalve week!) een halfje wit en een halfje bruin in huis te leggen. Vrouwen staan er bekend om dat ze in tegenstelling tot de mannen twee dingen tegelijk kunnen doen, maar blijkbaar hebben ze ook talent voor het leven in twee werelden…
Naast een aantal vrijwillige stops bij enkele van de talrijke uitzichtpunten, waar overigens ook talrijke vliegen hun basis hadden en het dus zwak uitgedrukt onhandig is om de camperdeur open te laten staan al lieten de binnengevlogen vliegen zich gewillig afslachten door een opgevouwen krant, troffen we ook een handvol gedwongen stops door wegwerkzaamheden.
Deze werden aangekondigd door een mannetje/vrouwtje, vaak met Indiaans uiterlijk, met stopbord en mobiele telefoon, waarmee contact werd gelegd met de collega aan de andere kant. In het ergste geval duurde het ruim een kwartier voor de wachter het bordje omdraaide en de tekst ‘slow’ verscheen. Zelfs dit soort opstoppingen leverden geen files op, waarmee de rust die van deze streek uitgaat duidelijk wordt weergegeven. Omdat de Yellowhead Highway steevast langs de Skeena River voert kan je op de lege weg vrijwel constant met een snelheid van 90+ km/uur blijven rijden wat je, gecombineerd met de eerder genoemde uitzichten, een bevoorrecht gevoel geeft om in een camper rond te rijden.
Of de kinderen ook onder de indruk waren? Hun aandacht lag vooral bij kleurboeken, rekensommen en muggenbulten, waarvan we er allemaal vele hebben opgelopen in Kitwanga, en verplaatste zich pas na aandringen van de ouders naar de buitenomgeving. Met de pakkende tekst ‘die berg met die sneeuw is heel erg mooi!’, gaf Kristel blijk van haar interesse voor de ongerepte natuur om zich vervolgens weer op boeiender zaken te richten. Wat er in het hoofd van de kleinste omging was moeilijker te raden; misschien dacht ze aan haar zere knieën en dat het tijd werd om eens ècht te gaan leren lopen.
Vijftien kilometer voor Prince Rupert reden we de camping op in Port Edward, waar een smalle steile rondweg het bereiken van de gereserveerde RV-plek (elektriciteit en water) tot een lastige onderneming maakte; bergverzet en buitenbegeleiding dienden er aan te pas te komen.
Heb je net al die moeite gedaan, rij je vrijwel meteen de camping weer af op weg naar Prince Rupert om daar tijdens een wandeling te ontdekken dat het een onaantrekkelijke havenplaats aan de Stille Oceaan is. Op de terugweg verblijdden we de twee oudste kinderen met een bezoek aan de Mac, waar de bediening alle voorschriften van klantvriendelijkheid aan haar laars lapte, waarschijnlijk onbewust. Het was ons in dit gedeelte van het land al eerder opgevallen dat de autochtonen gereserveerd en stug gedrag vertonen.
Vermoedelijk zal dat vanaf morgen op het drukkere Vancouver Island anders zijn.


Woensdag 15 en donderdag 16 augustus (Inside Passage en Campbell River)


Hoewel we de wekker, net als drie weken terug, hadden ingesteld op 4.30 uur keek ik ’s nachts vrijwel elk uur naar mijn horloge om me ervan te vergewissen dat het nog geen tijd was om op te staan. De onrust kwam voort uit de angst om de aansluiting met de Inside Passage te missen, een bootreis van ruim 500 kilometer van Prince Rupert naar Port Hardy langs de westkust van Canada.
Het opsta-ritueel verliep ondanks het vroege tijdstip zonder strubbelingen wat enerzijds (Kristel en Tamar) te danken zal zijn geweest aan het spannende vooruitzicht van het bootuitje en anderzijds (Norah) aan de gewenning aan een sterk wisselend dag- en nachtritme inclusief tijdverschillen.
In mysterieus schemerlicht reden we binnen twintig minuten door een heuvelachtig, mistig en waterrijk landschap naar de aanlegplaats voor de BC-Ferries in Prince Rupert, waar we na het inchecken nog een uur moesten wachten voor de campers de boot op mochten. Het keren en inparkeren op dek vier werd door de professionele aanwijzingen centimeterwerk en daarna kon de speurtocht op de boot een aanvang nemen.
Op dek vijf bevonden zich de verblijven, waaronder onze eigen hut (580) met twee stapelbedden en een toiletgelegenheid. Een verdieping hoger kwamen we een speelhoek, filmzaal, restaurant en café buiten op het achterdek tegen en op de zevende was het zonnedek gesitueerd, welke naam vandaag alle eer werd aangedaan.
Stipt 7.30 uur meerde de BC-Ferries af waarna we met een licht ontbijt in het restaurant en koffie en cola het lichaam in de actieve toestand probeerden te krijgen of houden. Misschien dat het mede door die vermoeidheid kwam dat de uitzichten op het kustlandschap me wat tegenvielen al konden die van de ‘topreis’ van gisteren ook nauwelijks geëvenaard worden.
Een bootreis biedt echter andere afleiding; hangend over de reling van het achterdek tuur je beurtelings naar de kilometerslange brede gladde streep achter het schip en de verlaten groene heuvels aan beide kanten van de doorgang en terwijl de warme wind door je haren blaast strijden gevoelens van relativering, melancholie en ambitie om voorrang. Juist als je daar níet staat komt er een school springende dolfijnen voorbij of richt er zich een spelende walvis op die onder achterlating van een bruisende fontein onderduikt en na enkele seconden weer bovenkomt. Gelukkig trekt het aanzwellende rumoer van de wèl kijkende passagiers al gauw de aandacht en ben je nog net op tijd om de veroorzaker(s) van de commotie live te aanschouwen. Tenzij je als trouwe moeder net in de hut zit bij de slapende Norah…
Het is vanzelfsprekend dat je door bovenstaande niet vijftien uur lang geboeid blijft en zeker het enthousiasme dat Kristel en Tamar het eerste uur nog tentoonspreidden (‘wauw, da’s een leuke hut!’) werd gaandeweg getemperd en leidde in de loop van de middag zelfs tot de verzuchting van Kristel dat ‘een boot toch niet zo leuk was als ze gedacht had’. Ze trof het dat ze kort daarna een Nederlands vriendinnetje (Jitte) ontmoette waarmee ze de rest van de reis kon optrekken, Tamar meevoerend in haar slipstream natuurlijk. Norah wierp zich als gebruikelijk op tot lievelingetje van haar omstanders vanwege haar onbescheiden interesse voor andermans zaken in combinatie met een hartveroverende glimlach en een aandoenlijke wijze van voortbewegen die een melange is van snel kruipen en waggelende voorzichtige stapjes. Vooral grootouders, zo te zien in ruime getale aanwezig hier, zijn er in grote mate gevoelig voor. Petra en ik hielden om beurten toezicht op of deden op verzoek spelletjes met het kroost en lazen in de spaarzame vrije momenten in respectievelijk een Canadese thriller en ‘the Deathly Hallows’.
Na het ‘fish and chips’ diner kroop de tijd steeds langzamer vooruit. We probeerden hem te versnellen door afleiding te zoeken in de ondergaande zon en de in de avonduren blijkbaar actievere walvissen (het werpt toch een schaduw op Canada dat er in dit land nog steeds op gejaagd mag worden :-() doch dat lukte slechts zeer ten dele. Tamar en Norah waren helemaal afgeserveerd en vooral het laatste uur werd voor de ouders een flinke proeve van beheersing en geduld uitoefenen.
Rond elf uur reed Peet Vancouver Island op en volgde een donkere rit naar camping Sunny Campground in Port Hardy, waar we bij de ingang aan konden sluiten bij een handvol andere campers, waaronder een (kortere) ‘Cruise America’ van de Nederlanders die we ook al in Prince Rupert hadden gezien: land- en lotgenoten! Na installatie van onze ‘Cruise America’ stelden we het ontbijtende thuisfront op de hoogte van de nieuwste reiservaringen.
De dageraad brak aan met regen die aanhield tot en met ons vertrek om elf uur op weg naar het 230 km verderop gelegen Campbell River (Highway 19). De rit voerde langs de noordwestkust van het eiland, door een vrijwel onbebouwd natuurgebied met glooiende wegen en veel bos al zaten er af en toe kaalgeslagen hectares tussen. Het klaarde in de middag op en dankzij de optrekkende mistflarden en het resulterende uitzicht vlogen de kilometers voor het gevoel aanmerkelijk sneller om dan bij een reis van Maassluis naar Roden door de polders om maar een qua lengte vergelijkbare zijstraat te noemen.
We bereikten Thunderbird RV Park om drie uur waar ‘slechts’ een overflowplaats ter beschikking was. Tussen haakjes, want de afwezige elektriciteit werd gecompenseerd door maagdelijk groen gras als ondergrond, daar wij de eersten waren deze zomer die op zo’n plaats terechtkwamen. Lekker voetbalveldje dus èn een ongekende weelde voor de kruipende Norah, wier behoefte aan beweging de oppervlakte van de camper verre overtreft. Een verhuizing naar de supermarkt kon ditmaal achterwege blijven omdat de supermarkt zowaar eens op aanvaardbare (<1 km) afstand lag. De vier meiden konden de ernaast liggende ijswinkel niet weerstaan en de jongen gaf ook toe aan zijn verslaving door net voor het avondeten al rennend de vislucht van Campbell River op te snuiven.
Steekwoorden van de avond: macaroni, laatste vakantiewas, onderuit, mikado, Pluk van de Petteflet en Pietje Puk.
Opmerkelijk: na drie weken spraken we vanmiddag in de rijdende camper over ons werk, waar ik wel en Peet naar eigen zeggen nog niet echt los van is. Trek zelf uw conclusie.


Vrijdag 17 augustus (Parksville)


Het rustgevende geluid van de regendruppels op het camperdak hield de kinderen slapende tot negen uur, zodat Norah het klokje rond zelfs met twee uur had weten te overschrijden. Met andere woorden: de Inside Passage betaalde met terugwerkende kracht zijn tol. Vandaag reisden we onder druilerige omstandigheden langs de oostkust richting Parksville over Highway 19A. Door de laaghangende bewolking en de drukte op de weg waanden we ons eerder in het overbevolkte en -geasfalteerde Nederland dan in het ruime en woeste Canada van de afgelopen weken, waar ook de vele bungalows, eetschuren en B&B’s (no vacancies) die we onderweg passeerden aan meehielpen.
Van het weerbericht in de Vancouver Sun, die we bij een Esso-station op de kop hadden weten te tikken, werden we ook al niet vrolijk: ‘wet weekend looms’.
Gelukkig hadden we in de camper ook onbevangen jong grut dat dikke pret had met allerlei gezongen variaties op Ome Willems befaamde broodje poep. De bekende kinderhumor dus. Kristel lijkt, nu de vakantie nog maar een week duurt, over haar heimwee heen te zijn en sleept haar zusjes mee in haar enthousiasme.
Een uur of twee reden we het door ons vanuit Nederland gereserveerde Paradise RV park op wat gelegen bleek te zijn achter opvallende bouwwerken die het midden houden tussen Madurodam- en Eftelingstijl. Dit Fun park beslaat twee minigolfbanen, een bad met bumperboten en een ouderwetse automatenhal met lompe gok- en speelkasten.
De camping zelf heeft niet meer dan een dertigtal RV-plaatsen die op een steenworpafstand liggen van het strand. Bij eb wel te verstaan want bij vloed valt de steen in zee.
Bij onze aankomst lonkte er een breed strand aan welke roep Kristel, Tamar en ik meteen gehoor gaven. De heldinnen lieten zich echter reeds ver voor de vloedlijn afschrikken door de signalering van een dode krab. Stijn, klasgenoot van Kristel, had zo overtuigend rondgebazuind dat bijtende krabben je nooit meer loslaten dat ze nu, Tamar in haar kielzog meenemend, zelfs niet meer door een plasje naar een zandplaat durfde te lopen. Ander gevolg was dat de terugweg over het modderige strand veranderde in een soort van kamikaze slalom door een mijnenveld. In de waterige gedeeltes waren namelijk kleine krabben zichtbaar die zich bij nadering van grotemensenvoeten razendsnel ingroeven in de modder en waag er dan nog maar eens over heen te lopen! Bovendien lag het strand bezaaid met al dan niet bewoonde slakkenhoorntjes. Nieuw strandbezoek zit er voorlopig niet meer in en ik vrees tevens dat de relatie tussen het kleine zeeleven en de stadse dochters vandaag definitief op de klippen is gelopen.
Uiteraard werd de bumperbootattractie wel zeer gewaardeerd. In een badje van zo’n twintig bij twintig meter liggen een tiental ronde tweepersoonsbootjes, die voorzien zijn van gaspedaal, stuur en waterspuit. Elke vijf minuten vindt een algehele passagierswissel plaats waarna het spuit- en botsspektakel een aanvang neemt. Chauffeuse Vos en bijrijdster Tamar gingen met eenling Kristel een felle strijd aan die in onbeslist eindigde: alledrie kwamen na afloop hevig bibberend om een handdoek vragen.
Met de nattigheid van boven viel het ’s middags alles mee zodat we er gelijk maar een wandeling naar het dorp Parksville op lieten volgen voor een bezoek aan een supermarkt en een wijnzaakje, waar we ons een fles Divino-wijn, gebotteld op Vancouver Island, lieten aanpraten.
Ook het avondeten (broccoli, platte aardappelgezichtjes J en vissticks) kon gewoon op de houten tafelbank-combinatie naast de camper worden genuttigd; Norah vergde permanente aandacht om valpartijen en serviesbreuk voor te blijven, Tamar at onder luid gejammer vier hapjes en Kristel beperkte zich tot het haar bekende voedsel waartoe een gekruide visstick niet behoorde. Tot groot onbegrip van klein prefereerde groot deze buitenmaaltijd inclusief Divino-wijn toch verre boven een surrogaat bij Mac Donalds.
De dag werd afgesloten met 1 van de twee minigolf ‘courses’, waarvan de kleurrijke verlichting naarmate de schemering vorderde steeds beter tot haar recht kwam.
Tamar leefde in de veronderstelling dat ze de beste golfer was omdat ze de laatste keer in Vanderhoof de meeste punten had gehaald en reageerde zeer gekwetst bij het vernemen van het tegendeel, Kristel vroeg bij elke baan wat de parscore was en slaagde er zelfs een paar keer in om 1 onder par te scoren, Peet verspeelde traditioneel veel punten bij het putten, zelf bleef ik in totaal 2 boven par en Norah kreeg in de buggy als zoethoudertje een golfclub plus balletje in haar handen gedrukt.
Mooie avond, visueel vastgelegd door onze fotografe.


Zaterdag 18 augustus (Cathedral Grove)


De ochtend begon met gespetter en eindigde er ook mee, terwijl daartussen slechts variatie zat in de intensiteit van de neerslag. Wat ga je doen onder zulke omstandigheden?
De toeristenboekjes en –folders van Vancouver Island werden van voor tot achter uitgepluisd wat na ouderlijk overleg leidde tot de keuze voor natuurreservaat ‘Cathedral Grove’, behorend tot Mac Millan Provincial Park.
Dit park ligt op een half uurtje rijden van Parksville richting Tofino, de meest westelijke plaats op het eiland en nog een kleine twee uur verder. Ondanks de regen konden we genieten van een afwisselende heuvelachtige route door een compact bos langs het langgerekte Cameron Lake zodat het in eerste instantie ongepland voorbijrijden van het reservaat lang zo ongelegen niet kwam als de Alaska-dwaling van afgelopen dinsdag. Bovendien diende het geschikte keerpunt zich al na enkele kilometers aan en stierf tijdens de lunch op de parkeerplaats het irritante getik op het camperdak langzaam weg.
Met paraplu’s en kaplaarzen gewapend trokken we Cathedral Grove in, dat een van de weinig overgebleven stukken oerbos vormt waar het eiland in vroeger tijden volledig mee bedekt schijnt te zijn geweest. Opvallendst zijn de tientallen meters hoge stammen van de Douglas Fir, waarvan de dode takken aan de onderkant overwoekerd zijn met overhangend spinnenwebachtig mos wat het bos een sprookjesachtige uitstraling geeft. De grootste boom, bereikbaar via de ‘big tree trail’, is liefst 75 meter hoog en heeft een stam met een waanzinnige omtrek van negen meter waarvoor de boom 800 jaar met zonlicht, water en kooldioxide nodig heeft gehad. Op de grond groeien vele reuzenvarens tussen met mos begroeide omgevallen dikke stammen van bomen die niet bestand waren tegen een storm van tien jaar geleden. Onder meer lagen er drie Cedar-stammen, waarvan het hout zeer geliefd is en was vanwege zijn weerstand tegen verval, wat hem paradoxaal genoeg de afgelopen eeuwen juist de kop zal hebben gekost.
Tegen brandstichting is sowieso geen boom bestand en dus ook niet de 700-jarige, 71 meter hoge en 4,5 meter stamomtrek bevattende Fir van 1972, die door een domme actie van een aantal simpele mensenzielen van de aardbodem verdween. Symbolisch vond ik de tientallen jonge scheuten die inmiddels hun voedingsbodem hadden gevonden op de achtergebleven dode oerstronk.
De meiden konden de modderige korte boswandeling wel waarderen al lieten zij hun afkeer voor kleine beestjes luidkeels gelden bij de ontdekking van vette zwarte bosslakken.
Na dit educatieve (?) natuurgedeelte volgde een cultuuruitje in het plaatsje Coombs, vooral bekend om zijn grazende geiten op de grasdaken van enkele woningen. Daaromheen is een markt opgezet met souvenir-, kleding- en boekenwinkels die ook op deze regenachtige dag een respectabel aantal bezoekers wisten te trekken. Norah betrad 1 van die winkels al kruipend en kreeg van de geïmponeerde verkoopsters meteen een knuffelbeer in handen gedrukt die ze eerst glimlachend omarmde en vervolgens als een ongewenste last terzijde schoof op zoek naar leukere winkelspulletjes. We kochten hier geen souvenirs maar wel ijsjes (factor drie goedkoper dan Niagara Falls equivalent) en locale producten in een drukke prijzige supermarkt met een zeer divers aanbod.
Terug op de camping vertoonde de lucht wat lichtere plekken en zagen we aan de overkant van het zeegat nieuwe bergen op het vasteland van British Colombia.
Alvorens aan te vallen op de kruidensoep en (kaas)broodjes plukten de meiden aan de rand van het strand (zure) bramen, verdiepte Petra zich in de Vancouver Sun en vielen mij tijdens het hardlooprondje de hoeveelheid Aziatische restaurants op.
De kinderen sliepen ’s avonds erg makkelijk in; zij en wij hebben het vakantieritme helemaal opgepikt!


Zondag 19 augustus (Zwemmen)


We hadden ons na de stellige weervooruitzichten min of meer voorbereid op een sombere, natte zondag en werden bij het opstaan dus aangenaam verrast door de zichtbare blauwe plekken in de lucht, die in de loop van de dag de neiging vertoonden tot uitdijing. Prima omstandigheden om na de koffie te beginnen aan de tweede minigolf course, die een verrassend verloop kende. Van begin tot eind noteerde Petra de minste punten terwijl Kristel na een voorspelbare matige eerste helft over de tweede negen banen verreweg de beste score liet aantekenen (1 onder par!) en in totaal slechts een schamel puntje boven haar tobbende vader eindigde. Tamar kon haar rode lantaarnpositie opnieuw moeilijk verteren (‘ik ben altíjd laatste!’) en Norah meende dat het bij baan 18 de hoogste werd om in slaap te vallen.
Na de lunch liepen we naar het 1 kilometer zuidelijker gelegen Community Park, waar volgens onze toeristenfolder vandaag een ‘Kids Fest’ georganiseerd werd. Net voor we het park bereikten gaf een bord met digitale aanduiding langs de Highway echter 26 augustus aan als datum en die bleek de waarheid weer te geven.
Desondanks viel er genoeg te beleven voor de kinderen in de vorm van een wèl aanwezige grote speeltuin met waterglijbaan en een veld met zandsculpturen. In eerstgenoemde vermaakte Norah zich uitstekend op een schommel, welke activiteit we eerder op de dag reeds digitaal hadden vastgelegd op de camping. Haar gelukzalige lach naast haar eveneens schommelende zussen vormden een unieke combinatie, die thuis vast aan de muur komt te hangen!
De zandbouwwerken beeldden een variatie uit van scheepsrampen en zeemeerminnen tot een gravende hond en een plantetende man. Bij de ingang kreeg elke bezoeker een muntje uitgereikt dat hij mocht storten in een doorzichtig postbakje bij het zijns inziens spectaculairste of kunstzinnigste zandkasteel. Het was lastig kiezen uit de soms zeer gedetailleerde voorstellingen. Een arbeidsintensief proces dunkt me en ik zou dan ook niet graag in de schoenen hebben gestaan van die bouwer die zijn meesterwerk tijdens of na de bouw zag instorten. Zijn postbakje was voor de zekerheid maar weggehaald.
Om een indruk te krijgen van de nationaliteit van de bezoekers had de organisatie een landkaart neergezet, waarop je met een punaise je woonplaats aan kon geven. Nederland was niet meer zichtbaar, laat staan Maassluis; ook in dit simpele model kwam onze (te?) grote bevolkingsdichtheid dus genadeloos aan het licht.
Likkend aan een softijsje wandelden we op het gemak terug naar camping Paradise om ons aldaar direct in zwemtenue te hijsen voor de eerste zeeduik deze vakantie. Echt zonnig was het niet meer maar door de afwezigheid van wind voelde het nog zacht aan. Zoals verwacht bleven Kristel en Tamar bij de vloedlijn stokstijf op hun croques staan, terwijl Petra en Norah op filmwaardige wijze (zoals de moeder memoreerde) het water inwandelden en ik zelf een vruchteloze poging ondernam om in diep water te geraken.
Ondertussen had ik wel uitzicht op het op dertig kilometer afstand gelegen vasteland, was het water glashelder en van aangename kamertemperatuur en viel er verder geen enkele zwemmende sterveling te bekennen. Geen moment om te klagen…
Petra en ik wisselden later stuivertje waardoor ik getuige werd van een dikke pret hebbende Norah die zich herhaaldelijk bewust in het water liet vallen en vervolgens op twee benen en twee armen voortging. Al die tijd stonden de twee grote zussen glazig toe te kijken zonder enige zichtbare intentie om het water in te lopen.
Uiteindelijk trok Peet ze er letterlijk in en zag ik opnieuw een tafereel dat in een film niet misstaan zou hebben al zou het genre in dit geval niet romantisch maar komisch van aard zijn.
Na dit zeevertier debuteerden we ’s avonds ook in een Canadees restaurant, te weten een sea-food. Op de borden van de kinderen lag patat (K&T) en gebakken vis (N), op die van de ouders zalmfilet (R ) en rijst met vis in cajunsaus (P) met daarnaast rijkelijk van knoflook voorzien cesarsalade. Tamar keek de hele avond met een schuin oog naar de keuken waar de koks druk bezig waren; het lijkt meer dan een modegril dat ze in de vriendenboekjes steevast ‘kok’ invult bij de vraag wat ze later wil worden.
Nadat de kleinste probleemloos in slaap was gevallen vermaakten de andere vier zich met ouder-kind-verbroederende spelletjes als ‘polo!’, verstoppertje met de voetbal als buut en landverdediging, waar één persoon zes attributen moest zien te behouden of terug te winnen.
Onderwijl voeren er verlichte ferries voorbij tegen een decor van invallende schemer op zee en zonbeschenen bergtoppen.


Maandag 20 augustus (Butchart Gardens)


Vijf minuten na het vertrek van camping Paradise, voor een verplaatsing naar Victoria in het zuidoosten van Vancouver Island, parkeerden we de camper bij een hamburgertent met ruime parkeergelegenheid om over te steken naar de ernaast gelegen druk bezette Tim Hortons. De populariteit van de koffie-donut-keten deed ons afvragen of deze opzet ook succes zou kunnen hebben in ons land en zo nee waarom niet. Mogelijk is de Nederlander te gehecht aan zijn koekje bij de koffie en is de optie buiten-de-deur-koffie-drinken het gedoemd te verliezen van de oeroude traditie. Desalniettemin zijn vijf Nederlandse vakantiegangers in Canada inmiddels ‘regular guests’ te noemen.
De reis ging daarna verder over Highway 19 en, na Nanaimo, Highway 1 en was er een om gauw te vergeten: druk verkeer, veel stoplichten en een grijze deken over de heuveltoppen. Wel veel gevarieerder was het aanbod van radiozenders; waar we tot nog toe de beschikking hadden gehad over een of twee ruisende lokale zenders bleek het nu file rijden te zijn op de FM-band. Helaas stonden er voornamelijk lelijke eendjes in :-(.
Aan het begin van de middag toucheerden we Victoria om tien kilometer noordelijker (richting Swartzbay, het beginpunt van de BC-Ferries naar Tsawasser bij Vancouver) een eerste verwijzing tegen te komen naar een RV park, genaamd Beachcomber. Via smalle landwegen reden we oostwaarts tot aan de ‘Strait of Georgia’, waar als slotakkoord een steile slingerende afdaling naar het campingterrein lag te wachten. De grote angst is dan natuurlijk dat je oog in oog komt te staan met een klimmende zustercamper en als bijrijder had ik bovendien de onaangename illusie van een wenkende zee waar geen ontkomen aan was.
De locatie mocht er dus zijn al waren de campingvoorzieningen beperkt met vier chemische toiletten.
’s Middags bezochten we de nabij gelegen ‘Butchart Gardens’, een bloementuin met typisch Engelse trekken, inclusief de regen en de paraplu’s tijdens onze entree. De strakke indeling van de in totaal 20 hectare bloemenperken vormde een sterk contrast met de ongerepte natuur waar ik de laatste weken de loftrompet over heb afgestoken.
De rondtour begint bij de Verzonken Tuin, ooit een steengroeve, die oog en neus bedient met begonia’s, hortensia’s, celosia’s, fuchsia’s, enz die in de (na)zomer in volle kleurrijke bloei staan. Petra droomde hardop over een soortgelijke eigen tuin. Engels bloed misschien? Er volgden nog de rozentuin, de Japanse tuin (teleurstellend monotoon groen) en de Italiaanse tuin, waarna pa en de kinderen wel genoeg Victoriaanse tuincultuur hadden opgedaan en verlangden naar bevrediging van de inwendige mens. Petra daarentegen deelde ons mee het fantastisch te lijken om later eens op vakantie te gaan met als doel het bezoeken van dit soort tuinen.
Terug op de camping leefden Kristel, Tamar en ik ons uit in het rennen van rondjes van 200 meter (‘net als in Gent’) voor de campers langs en kukelde Norah weer eens van het trapje af bij de camperdeur met als gevolg een snel uitdijende bult op haar voorhoofd en een productie van drie poepluiers in tien minuten. De lach keerde snel terug.
Ook haar eetlust had niet onder de val geleden, want nadat ze haar eigen bord met rijst, ‘vegetarische kip’ en kokossaus had weggewerkt liet ze in woord en gebaar blijken met mijn bord verder te willen gaan, wat Norah op glazige blikken van haar grote zussen kwam te staan, die het eten natuurlijk maar matig wisten te waarderen.
Vandaag hebben we zowaar eens kennis gemaakt met beide buren.
Aan de keukenkant (de camper staat verplicht met de neus naar de rondweg) staat een Rotterdams gezin met kinderen van negen (Job) en zeven (Eva) jaar die net als Kristel en Tamar erg verheugd waren met de aanwezigheid van Nederlandse leeftijdgenoten. Zij zitten ook aan het einde van een rondreis door W-Canada en zullen net als wij woensdag naar Vancouver gaan.
Aan de deurkant staat Bill, vijftig jaar gelukkig getrouwd met Marge, baasje van Tinker en ‘proud to be an American’. Erg nadrukkelijk aanwezig, al dan niet gevraagd, wat Kristel de opmerking ontlokte of Bill soms ADHD had. Petra kreeg van hem de nodige veren in haar achterwerk gestoken; ze lijkt vooralsnog tamelijk ongevoelig voor zijn avances.


Dinsdag 21 augustus (Victoria)


Op een druilerige ochtend parkeerden we de camper in het zuiden van Victoria bij Beacon Hill Park, waar volgens de campingbeheerster gratis plaatsen waren. Ze had er niet bij verteld dat de vakken daar niet berekend waren op negen meter blik, zodat we enigszins beschaamd onze toevlucht moesten nemen tot het in beslag nemen van twee en een halve plek.
Tamar vertoonde vervolgens ernstige aanloopproblemen; eerst werd ze gehinderd door voetenpijn, even later stikte ze van de honger en tenslotte gaf ze vol overgave toe aan haar vermoeidheid door samen met mamma neer te zakken op een parkbankje. Binnen haar gezichtsveld rende Kristel inmiddels een speeltuintje in waarop Tamar ook meteen een sprint inzette en al haar zorgen op het bankje achterliet.
In Victoria-centrum was de eerste toeristische trekpleister ‘the Dutch carillon’, welke geschonken was door gelovige landgenoten en in 1967 geopend werd door koningin Juliana. Het speelt mogelijk elk uur maar in ieder geval om twaalf uur ’s middags onder andere de melodie van vader Jacob, wat ons ter ore kwam toen we voor het ernaast gelegen parlementsgebouw stonden. Hier aan de zuidrand van de Inner Harbour zorgden de passerende dubbeldekkers en paardenkoetsen voor een Engelse sfeer, nog eens bekrachtigd door enkele wapperende Britse vlaggen.
Langs de binnenhaven liepen we noordwaarts naar de Old Market Square wat een teleurstellende kleine, rustige en alledaagse indruk maakte al was de overgang naar Chinatown met zijn opgetuigde lantaarnpalen en vele rode onleesbare uithangborden wèl verrassend. De kern van Victoria is de noord-zuid gelegen winkelstraat Government Street, waar we zoals het toeristen betaamt geld uitgaven voor een lunch, bestaande uit de eigenaardige combinatie van broodjes zalm en gebakjes chocolademousse omdat de meiden laatstgenoemde toch niet zo lekker vonden als ze er achter glas hadden uitgezien, en voor kleding, te weten GAP-vesten voor de Dijckmeiden en een grijs Victoria-vest voor Peet. Hoogtepunt van de stadswandeling was echter het bezoek aan het overdekte miniatuurpark, waar modellen van oude veldslagen, sprookjes, tijdkarakteristieke huisinrichtingen, kastelen en circussen achter glas staan opgesteld. Een vergelijking met Madurodam valt wat mij betreft in het nadeel uit van de Victoriaanse variant vanwege de matige detaillering, de beperkte ruimte en de onduidelijke samenhang.
Terug in het echte leven zagen we in een zwerversgebied de spanning hoog oplopen. Nadat een met zonnebril en hoed getooide rolstoelbedelaar minutenlang met uitgestoken hand klagend zangerig ‘spare me a little change’ had aangeheven werd hij op niet mis te verstane wijze uitgekafferd door een collega met boodschappenwagentje. Met naar permanent alcoholgebruik staande holle blauwe ogen vertrouwde hij me toe dat hij van zijn zoon nooit zulk verwerpelijk gedrag zou aanvaarden. Direct na de scheldpartij werd de bedelaar ogenschijnlijk troostend toegesproken door een eveneens aan lager wal geraakte vrouw, doch de felle reactie van de rolstoeler deed een andere strekking vermoeden: ‘fuck you, fuck damned!’. Kristel volgde alles met veel interesse en liet me even verderop weten dat ze nooit zwerver zou willen worden. Dat valt weer mee.
In Beacon Hill Park vertoefden we nog in een speeltuin en een kinderboerderij alvorens midden in de avondspits op Highway 17 richting Sidney terecht te komen. Vlak voor de campingafslag vulden we bij een Shellpomp de voorraden propaangas en benzine aan tot de aanvangswaarden van driekwart, ter voorbereiding op het aanstaande camperafscheid.
Het druilerige weer van de ochtend had in de loop van de dag plaatsgemaakt voor een strakblauwe lucht zodat het laatste zelf bereide vakantiemaal buiten genuttigd kon worden. Dat bood Petra ook meer ruimte om haar inpakwoede te etaleren; binnen een uur puilden rugzakken en koffers weer net zo uit als drie weken terug in Calgary.
Er volgde een gezellige avond bij een kampvuurtje aan zee met de buren van de keukenkant (Hans & Ingrid), die voor TNT-post in Rotterdam bleken te werken. Onder een steeds scherper en dus talrijker wordende sterrenhemel en met bier, wijn en marshmallows bij de hand ontstond er een echte vakantiesfeer. Tamar haakte op een gegeven moment af, Kristel, Job en Eva uiteraard niet.
Bill verlegde deze avond zijn aandacht, zo te horen naar zijn volle tevredenheid, naar de twee ongetwijfeld zeer beleefde Duitse buurvrouwen aan zijn deurkant.
We meenden dat het beter was om het afscheid van Bill tot morgen uit te stellen :-).


Woensdag 22 augustus (Vancouver)


Vanaf het moment dat de roze mobiele telefoon zijn 6.30-alarm afgaf, vroeg het vaste ochtendritueel nog een dik uur voor we de steile heuvel van het campingterrein opreden.
Net voor acht uur bereikten we Swartzbay met de intentie om op tijd te zijn voor het veer van negen uur, dus was het een aangename verrassing dat we nog in konden checken voor die van acht uur, die volgens het laatste informatiebord boven de snelweg pas voor 57% gevuld was.
Gewend als we zijn geraakt aan lange (boot)reizen leken Swartzbay en Tsawasser bij wijze van spreken op vergelijkbare afstand van elkaar te liggen als Maassluis en Rozenburg, terwijl we ons toch bijna anderhalf uur aan boord bevonden en de omgeving, mede als gevolg van de heiige atmosfeer, verre van inspirerend viel te noemen.
Terug op het vasteland legden we de laatste van de ongeveer drieduizend camperkilometers af en arriveerden we ruim voor de deadline van elf uur bij de vestiging van Cruise Canada in Delta. Daar hoorden de controleurs met zichtbare scepsis aan dat de Y13360 al tweeduizend kilometer voorbij zijn servicebeurt was en dat er serieuze lekkage was geweest in de slaapruimte boven de bestuurdersruimte waardoor bijvoorbeeld het matras van Tamar aan de zijkant flinke watersporen vertoonde. Toen men ook nog eens tegen de door ons in Jasper ontdekte schade linksachter op de camper aanliep, raakte de stemming geprikkeld en werd luidkeels het ongenoegen geuit over de blijkbaar beruchte reputatie van de vestiging in Calgary. Voordeel was dat er over de schade geen woorden meer werden vuil gemaakt.
Twee groene taxi’s brachten ons naar het nog dertig kilometer verder gelegen Downtown Vancouver, waar het hotel Best Western in Drake street meteen achter de imposante, boven de metropool uittorende Granville bridge bleek te liggen. In het hotel werden we gastvrij ontvangen door een gedeeltelijk Nederlands sprekende staf en kregen we een ruime kamer op de vijfde verdieping toebedeeld met twee tweepersoonsbedden, bad, televisie, koelkast, magnetron en koffiezetapparaat. Het nodigde uit om even languit te gaan, ware het niet dat we allen hard toe waren aan een goed vullende lunch.
Het hotelpersoneel adviseerde ons die te gaan nuttigen op Granville Island op tien minuutjes lopen van het hotel en vijf minuten varen met de watertaxi. Drukst bezochte gedeelte van dit eiland was een overdekte voedselmarkt, waar je als nietsvermoedende buitenstaander door het enorme aanbod van schotels en broodjes uit alle windstreken van de aardbol totaal overrompeld werd. Zelfs de ter verheldering opgehangen foto’s bieden dan geen soelaas meer.
We kozen voor sandwiches tonijn, ei, vega en kaas aan de bar en ontvluchtten daarna de schadelijke overdaad om vijf minuten later een kindermarkt in te duiken, waar Kristel en Tamar wat glijbanen en klimtoestellen uitprobeerden.
Terug aan de wal van Downtown Vancouver liepen we noordwaarts naar het strand waar het blauwe water er dankzij het zonnige weer (20 ºC) aanlokkelijk uitzag en de passerende skaters, joggers en fietsers een sfeer creëerden die me sterk aansprak.
We pauzeerden op een grasveld tussen strand en stad wat voor Norah het signaal was om meerdere keren al kruipend de pittige heuvel te beklimmen, waarna ze zonder ouderlijk ingrijpen onverstoorbaar door zou zijn gegaan over de drukke wegen richting stad. Kinderen van bijna vijftien maanden kunnen hun slaap op wonderbaarlijke wijze telkens maar uitstellen en zelfs als je ze in bed legt weigeren ze er dan nog aan toe te geven.
Aan het einde van de dag maakten we een stadswandeling in noordoostelijke richting tot aan de zeearm Burrard Inlet, ter hoogte van de Floatplane Terminals, waar het mediacentrum voor de Winterspelen van 2010 in aanbouw is en het uitzicht op de gebouwen en de bergen van Noord-Vancouver betoverend is.
Ietwat beduusd wandelden we terug door het reeds om zeven uur schemerende centrum waar de vele lichtwegnemende wolkenkrabbers vooral debet aan waren. Het door de kinderen vurig gewenste bezoek aan Mac Donalds bracht me terug in de realiteit.
’s Avonds spoelde iedereen de campergeur uit zijn lichaam middels een weldadig schuimbad.


Donderdag 23 augustus (Stanley Park)


De dag begon veelbelovend met een gevarieerd smaakvol ontbijt op de begane grond van het hotel, bestaande uit rijkelijk belegde (Veggie) broodjes plus fruitmix en pannenkoeken en wentelteefjes voor de kinderen.
Met een positief onderbuikgevoel liepen we even later onder een wolkeloze hemel naar bushalte 8, waar twee toeristische rondritten door Vancouver een stop hebben. Wij troffen nu een ouderwetse bus van de Vancouver Trolly Company, die net als de dubbeldekkers van de Gray Line om het half uur passeren.
Aan boord van de bus vertelde een enthousiaste chauffeur honderduit over allerlei bijzonderheden van Vancouver en bleek hij ook goede maatjes te zijn met de plaatselijke middenstand, wat alle passagiers in de bus een op dienblad uitgereikte chocolade marshmallow opleverde. Aangekomen bij halte 13B in het grote Stanley Park (ca. 25 km2), noordwestelijk van Downtown Vancouver, stapten we uit voor een bezoek aan het Aquarium.
Deze bekende toeristische attractie bestaat uit een binnengedeelte met zeeleven uit binnen- en buitenland, dat sterke overeenkomsten vertoont met het Oceanium in Blijdorp en een buitengedeelte met grotere vissoorten wat je weer in het Dolfinarium doet wanen. We waren daar getuige van achtereenvolgens een dolfijnen- en bultrugshow, gadegeslagen door een groot aantal kinderen. De spectaculaire sprongen en balvaardigheid van de dolfijnen vormden geen verrassing voor Harderwijkgangers, in tegenstelling tot de capriolen die de baggervette bultruggen uit hun logge lijf wisten te persen. Hun sprongen kwamen weliswaar nauwelijks boven de waterspiegel uit maar ze bleken wel in staat om in slowmotion dansjes en staartbewegingen uit te voeren en op commando het publiek nat te spuiten, tot grote hilariteit van de (droog gebleven) omstanders.
Vanuit het Aquarium maakten we een wandeling door het park naar een waterspeeltuin, waar Kristel en Tamar in zwemkledij langs de fonteintjes slalomden en Norah in de buggy onder haar witte zomerhoedje in diepe slaap het bezoek aan de vissen verwerkte. Het weer was zo aangenaam dat onze volgende reisbestemming ‘the third beach’ werd, gelegen aan de andere kant van het park. Vanaf halte 13B kregen we in de bus al gauw een fraai zicht op Noord-Vancouver en de Lion Gate Bridge, gelijkend op de Golden Gate variant van San Fransisco, maar die er, zo benadrukte de nieuwe eveneens goedlachse chauffeur, wel al twee jaar langer ligt.
Na de passage van de brug volgde een steile klim en begon het bos plotseling grote open plekken te vertonen en lagen er op de grond opvallend veel ontwortelde en afgebroken bomen, soms al in kleine stukken gezaagd. Het waren de stille getuigen van de verwoestende storm van 15 december 2006 die orkaanachtige pieken bereikt had van 200 km/uur. In combinatie met de destijds weinig houvast biedende natte grond ging hier 90% van alle bomen tegen de vlakte. Gevolg is dat de erosie nu in alle hevigheid toeslaat, waardoor bijvoorbeeld het druk bevolkte fiets- en voetpad langs de kust over een lengte van twee kilometer is afgesloten.
Eenmaal aangekomen bij het derde strand waren dergelijke gevolgen onzichtbaar en konden we ongehinderd zonnen op het zand en zwemmen in de comfortabel aanvoelende, snel diep wordende zee. Norah was weer eens niet weg te slaan bij een door haar zo geliefde trap, welke eindigde op een stenen weg, waarop het niet prettig kruipen was en ze dientengevolge tot het besluit kwam om ‘op vier voeten’ verder te gaan, daarmee een komisch effect bewerkstelligend. Haar lopen beperkt zich nog steeds tot enkele wankele stapjes. Kristel en Tamar hadden het prima naar hun zin op het zand, zodat we voorzichtig informeerden of we misschien nog maar wat langer in Canada moesten blijven. Dat leek de met het uur drukker wordende meiden niet zo’n goed idee…
Om vijf uur scheidden onze wegen; Peet en de kinderen bleven nog een aantal haltes extra in de bus en ik ging naar het hotel om me in hardlooptenue te hijsen en me vervolgens zo snel mogelijk aan te sluiten bij al die andere lopers, fietsers en skaters langs de kustlijn. Het werd de mooiste trainingsloop van de vakantie, na zeven kilometer culminerend in een glorieus uitzicht op de Lions Gate Bridge. Uithijgend van het voorafgaande klimmetje met op de achtergrond een warm vioolgeluid onderging ik een euforisch gevoel en moest ik erkennen dat Praag er in het-mooiste-steden-lijstje een serieuze concurrent bij had gekregen.
’s Avonds vaarden we vol verwachting naar Granville Island om daar een moeilijke keuze te gaan maken uit het ruime aanbod van warme maaltijden. Wie schetst echter onze verbazing toen we terechtkwamen op een uitgestorven eiland met dichtgeschoven, sfeerbedervende ijzeren hekken voor de overdekte markt. Een nadere speurtocht leverde niet meer op dan een klein, fantasieloos fish&chips restaurant, dat bovendien een wachttijd kende van een kwartier.
De bediening was daarna vlot te noemen, mogelijk gekatalyseerd door het aanhoudende geschreeuw van de vermoeide Norah, wat de serveerster zo op haar zenuwen werkte dat ze Norah ten einde raad een aantal crackers cadeau gaf, bedoeld als geluidsdemper. Het beoogde effect hield een handvol minuten stand.
Het veer van het eiland naar Hornby Street was gelukkig nog in de vaart, zodat we rond half negen terug in hotel Best Western waren waar de meiden in volgorde van leeftijd binnen het uur onder zeil waren.
Petra ligt nu op bed naar een aflevering van ER te kijken, die over anderhalf jaar op het programma staat in Nederland en dan in ieder geval niet telkens onderbroken zal worden door commercials en Kristel en Tamar liggen gezusterlijk op hun linkerzij waarschijnlijk te dromen over de terugreis en ik stop met schrijven en ga beginnen aan de frisdrank en de Priggles van de 7-11. Nog één dag.


Vrijdag 24 en zaterdag 25 augustus (Gastown en Schiphol)


Na het ontbijt van gisteren vrijwel gekopieerd te hebben propten we de koffers en rugzakken vol met voornamelijk vuil wasgoed om ze vervolgens tijdelijk op te slaan naast de ontvangstruimte van het hotel.
Deze dag maakten we de complete busronde (zonder tussenstops twee uur) door Downtown Vancouver met stops bij het uitzichtpunt op de Lions Gate Bridge, het flink uit de kluiten gewassen Chinatown, het ‘oude’ Gastown en een Tim Hortons voor de aanschaf van twee koffiemokken voor de opa’s en oma’s.
Gastown is de oorsprong van Vancouver, dat halverwege de 19e eeuw werd opgericht door Gassy Jack. Juist op het moment dat Petra zich afvroeg waar nou toch dat in de boekjes genoemde vermaledijde standbeeld van hem verborgen was, bleken we er zegge en schrijve anderhalve meter vandaan te staan. Op deze plaats werd in 1885 onder een maple tree de geboorte van de stad Vancouver vastgelegd, wat blijkbaar onder een ongunstig gesternte plaatsvond omdat een jaar later een groot gedeelte van het oude Gastown afbrandde. Het huidige Gastown is een mengelmoes van een ontmoetingsplaats voor soms zichtbaar lichamelijk afgetakelde zwervers en een trage massa van (winkelende) toeristen. Onze plaats kennende liepen we met een schuin oog gericht op de levensechte straatbewoners snel door naar de kitsch van de souvenirwinkel Michelle’s, waar de meiden een eigen Canadese mok uitzochten en wij chocola, jeneverglas en porseleinen servies voor de ouders en een flesopener met Vancouver-2010-logo voor onszelf. Dat logo bestaat overigens uit negen gestapelde rotsblokken waarvan het origineel op ‘the second beach’ staat.
Tegen het einde van de middag wandelden we naar een parkje naast de Granville Bridge om de sfeer van de Canadese metropool, waar het drie dagen lang stralend weer was geweest, nog een keer op te snuiven en zo in een prettig nostalgische stemming te komen.
Dat veranderde snel nadat we om half zes in de taxi stapten bij een, hier frequent voorkomende, tulbanddragende en zeer matig Engelssprekende chauffeur en we vlak voor aankomst op het vliegveld tot de ontdekking kwamen dat de witte plastic zak met souvenirs nog tegen de muur van het hotel stond. De tijd was te kort, of het verlies van te geringe waarde, om aan een terugreis te beginnen, maar het zorgde er mede voor dat we het luide gejammer van de opnieuw totaal uitgewoonde Norah nauwelijks meer konden verdragen. Tja, het is misschien eigen aan een nooit amusante laatste vakantiedag :-( .
Na het inchecken gingen we op herhaling wat betreft de aanschaf van chocola, jeneverglas en porseleinen servies en kregen we bij de wel aanwezige Tim Hortons nul op het rekest aangaande de koffiemokken. Schade dus deels gerepareerd.
Inmiddels zijn we geland in Calgary (11 uur plaatselijke tijd) en zie ik dat Norah slaapt, deels op haar stoel en met haar hoofd op Petra’s schoot, dat Tamar verwoede pogingen doet om ook in slaap te komen en dat Kristel te wakker is voor de slaap en te moe voor enige andere activiteit. Om ons heen klinken veel Nederlandse (kinder)stemmen.
Afsluiting volgt.
Het is nu 15.30 uur Nederlandse tijd en de verwachting is dat we over ruim een uur gaan landen op Schiphol. De kinderen hebben uiteindelijk alledrie een paar uur geslapen en zijn nu weer hyperactief. Het tv-scherm geeft een vliegtuigje aan boven Schots grondgebied. Straks is Canada alleen nog maar een (prettige) herinnering welke snel vervaagt en zitten we in no-time weer in het strakke werk-school-sport-ritme. Ook niet zo erg, maar toch.
Het bekijken van de foto’s en het typen van dit verslag zullen de afgelopen maand weer tastbaar maken en het verlangen naar de ruimte en de vrijheid vast doen terugkeren.
De landing wordt ingezet; terug naar klein, druk Nederland.